Kerstviering van het
Van lingen college, 1994
Tekst: Marinus van der Werf
Muziek: Eugene Ceulemans
[PODIUM, DECOR: Midden achter op het podium is een verhoging / poort waarop
gestaan kan worden. Links hangt een plaatsnaambord 'Bethlehem', rechts een bord
met pijl richting 'Moab'.]
0.
[Voor op het podium is een meisje aan
het touwtjespringen. Ze zingt een aftelversje.]
SPRINGTOUWMEISJE
Koren is koren - Kaf is kaf
Wie niet wint die heeft verloren
Jij. Bent. Af.
[Als ze voor de tweede maal het
aftelversje zingt duiken andere kinderen op. Ze kijken minachtend toe.
Enkelen van hen hebben een basketbal in de handen. Bij 'Af'. Stuiteren ze de
bal gelijktijdig op de grond. Het meisje kijkt op, wacht even, voelt de
intimidatie, maar gaat door. Bij de vogende keer 'Af', zijn de anderen
dichterbij komen staan, ze schreeuwen met z'n allen 'Af', en tegelijk stuiteren
de ballen weer. Weer kijkt het meisje op, en gaat toch verder. Een van de
anderen grist haar het touw uit handen. De groep anderen rent lachend en stuiterend
met de ballen weg. Het meisje kijkt ze na. Draait zich dan om, en hinkelt af.
ze zingt opnieuw hetzelfde liedje...]
1.
[Plaatsnaambord: BETHLEHEM. Onderschrift
'HUIS VAN BROOD']
RUTH:
[Vertelt] In de tijd dat de rechters
regeerden in Israël, was er eens een hongersnood in het land. Daarom ging
een man met zijn vrouw en zijn kinderen naar een ander land, naar Moab.
H U I S V A N
B R O O D
NAOMI\ELIMELEK\KOOR
Dit huis van brood
door de sprinkhaan kaalgevreten
in het ongenadig hete
zonlicht uitgedroogd
de laatste oogst verpest
het laatste brood gegeten
de goede God mag weten
wat mij rest
Dit huis van brood
Wat volop werd gegeten
is door armoe voor de meesten
nergens meer te koop
Geef ons ons daaglijks brood
word dagelijks gebeden
de goede God mag weten
waarvoor
KOOR VAN WELGESTELDEN
Ik zie ze wel, vel over been
Ze kijken wel, maar zien niet meer
De ogen glas, de huid van leer
Ze lopen wel maar nergens heen
Ze leven niet, ze zijn niet dood
De goede God mag weten
waarom hij ons laat bidden:
Geef ons ons dagelijkse brood
NAOMI\ELIMELEK\KOOR
Dit huis van brood
aan de honger prijsgegeven
aan stom geweld bezweken
van zekerheid beroofd
loop ik uitgeput en moe
de godvergeten wegen
de goede God mag weten
waar naar toe
Ik zie ze wel, etc.
NAOMI\ELIMELEK\KOOR
Laat hij mij helpen voortgaan naar
Laat hij me helpen opstaan als
Laat hij me welkom heten
God mag weten waar
[NAOMI, ELIMELEK, en hun zonen MACHLON
en KILJON, zijn onderweg. Ze bereiken de grens. Grenswachters behandelen
hen als ongewenste asielzoekers.]
2.a.
[Jaren later. MOAB. NAOMI's man is
inmiddels dood. NAOMI staat bij het graf van Elimelek. Achter liggen haar
zonen op sterven. Hun vrouwen, ORPA en RUTH, verzorgen hen. Op enige afstand
van Naomi staat de doodgraver. Hij luistert mee.]
NAOMI
Vier jaar woon ik hier, maar nog altijd
ben ik een vreemde. Een vrouw uit Bethlehem in een land als Moab. Ik versta de
taal, maar het wordt nooit de mijne. De mensen zijn aardig, als het ze uitkomt.
Maar meestal zien ze me niet. Elimelek is dood. Elimelek, 'God is koning' betekent
zijn naam. Mooie koning. Bitterheid is koning.
We gingen weg uit Bethlehem, om niet te
sterven van de honger. We moeten wel, zei hij. En we waren nog niet hier of
hij...
DOODGRAVER
Niet alles gaat zoals verwacht
NAOMI
Mijn zonen zijn getrouwd met vrouwen
van hier. Elimelek zou zeggen: Heidense vrouwen. Vermeng je niet met vreemdelingen,
zou hij zeggen, met mensen van een ander land, een andere god. Elimelek wist
altijd zo goed wat goed was en wat god was. Ik weet het niet. Ik was niet
gewend om zelf te beslissen. Ik ging waar hij ging. Totdat hij doodging. Ik
voel me verder van huis dan ooit.
DOODGRAVER
Het valt niet mee om vreemdeling te
zijn.
NAOMI
Mijn naam is Naomi, dat betekent 'de
gelukkige'. Mijn enige geluk tot nu toe zijn mijn schoondochters, Orpa en
Ruth, vrouwen uit Moab. Ze zijn sterk, ze zijn jong. Maar wat heb ik ze te bieden.
Mijn zonen zijn zwak, van jongsaf aan. Ik gaf ze mooie namen, maar ze worden
genoemd Machlon, de zieke, en Kiljon, de zwakke. Altijd ziek en misselijk.
Orpa en Ruth zijn goed voor de jongens. En voor mij, maar kinderen zullen ze
niet krijgen. De stamboom verdort, de takken vallen af, de boom gaat naar de
knoppen. We leven niet, en we zijn niet dood.
2.b
[Vanachter de schutting geeft het KOOR
VAN WELGESTELDEN commentaar.]
Z W A K &
M I S S E L I J K
De ene die is ziek,
en de ander die is misselijk
een lekker duo, zeg dat wel,
een bijna onbetaalbaar stel
voor deze maatschappij
- Sta me bij
die types teren op ons geld
maar als je ze je eisen stelt
dan wordt er stante pee
een slappe smoes geplaatst
nee nee nee, vandaag ben ik melaats
De ene die is ziek,
en de ander die is misselijk
natuurlijk wij begrijpen wel:
er zijn er met een zwak gestel
maar dat ligt niet aan ons
- Ziekenfonds
Ze krijgen graag hun geld kado
bijvoorbeeld van de wao
dus zeggen ze gekweld
en onverantwoord vlug
nee nee nee, ik heb een open rug
De ene die is ziek
en de ander die is misselijk
overspannen als de hel
maar met vakantie gaan ze wel,
op kosten van het rijk
- Schande-lijk
Het is wel zielig, maar ik zeg
daar waar een wil is is een weg
maar nee, ze zeggen snel
sneller dan je lief is
nee nee nee, vandaag heb ik de tyfus
REFREIN
het is zo zielig zo zielig
zo zielig allemaal (allemaal)
dit is mijn gironummer
ik ben zielig dus betaal
voor het snuiten van mijn neus
voor het snotje in mijn bloed
dit is mijn gironummer
maar contant is evengoed
De ene die is ziek
en de ander die is misselijk
en zit je niet goed in je vel
dan even snel het GAK gebeld:
voor financiele steun
- Weer een beun
Dit land gaat naar de bliksem toe,
wij zijn het zat, dit slap gedoe
de dagelijkse lust
tot werken is nihil
nee nee nee, vandaag ben ik debiel
REFREIN:
het is zo zielig enz.
De ene die is ziek
en de ander die is misselijk
ze blijven dolgraag buitenspel
dit bijna onbetaalbaar stel
voor de ekonomie (potverdrie)
wij zijn het zat, dit slap gedoe
ons land gaat naar de bliksem toe
dus vraagt men ons om geld
ter bestrijding van de nood:
nee nee nee wij zien ze liever
POLITICUS
[Op verhoging, voor bosje microfoons,
onderbroken door keurig applaus van nette medepolitici] ... en daarom, juist
vanwege al die kansarmen en hen die lichamelijk te zwak zijn om deel te nemen
aan het arbeidsproces, juist vanwege hen die afhankelijk zijn van de sociale
voorzieningen, juist vanwege hen willen wij, sterker nog: dùrven wij, want in
een land van politieke slapte geloven wij in een kordate overheid die snijd
waar gesneden moet worden, juist vanwege de minder draagkrachtige vinden wij
dat een economie die ons aller vader, zeg maar moeder is, gered moet worden van
de zuigende ondergang, en dat kost offers... en daarom is sentiment, hoe
begrijpelijk ook, een zwakke raadsman. Politieke moed, politieke
standvastigheid, daar staan wij voor. Daar gaan wij voor. Stem lijst 11! Stem
voor jezelf!
2.c
[MACHLON en KILJON sterven. Ze worden
weggedragen. ORPA, RUTH, en NAOMI staan dicht bijeen. Ze rouwen.]
3.
[NAOMI pakt koffers in.]
ORPA
Naomi. [Harder] Naomi.
NAOMI
Ik ga terug, Orpa.
ORPA
Er is geen terug.
NAOMI
Ik had hier nooit moeten komen.
ORPA
Dit huis is van u.
NAOMI
Niets is van mij. Ik woon hier alleen.
ORPA
Blijf bij ons.
NAOMI
Ik heb jullie alleen maar ellende
gebracht. De goede God geeft hoop, en pakt die af als het Hem uitkomt.
ORPA
Praat niet zo bitter over God
NAOMI
Bitter... Jullie god is niet de mijne,
jullie god is een godin, een vrouw met vele borsten. Een god voor kinderen en
kleinkinderen. Een god die geeft, in overvloed. De mijne is zuinig, en
duister. Waar ik vandaan kwam werd minachtend gesproken over de god van Moab
die vrouw is. En de mijne... is Hij soms een man? Wat heeft een man mij nog te
bieden... Mijn kinderen zijn uit de geschiedenis verdwenen. Dat moet de
'Almachtige wel even goed weten.'
ORPA
Blijf
NAOMI
Nee
ORPA
Als je gaat, Naomi, ga ik mee
RUTH
En ik.
4.
[NAOMI, ORPA en RUTH gaan de weg terug]
NAÖMI
Nu moeten jullie teruggaan. Ga terug
naar het huis van je eigen moeder. Zoek een man, krijg kinderen. Begin opnieuw.
Ik hoop dat de Heer goed voor jullie zal zijn. Zoals jullie goed zijn geweest
voor mij, en mijn zonen. Laat ik jullie niet langer tot last zijn.
[Ze kust haar schoondochters.]
ORPA
Nee. We blijven bij u [kijkt naar RUTH,
die knikt]. We gaan mee naar uw volk.
NAOMI:
Jullie zijn lief voor mij, maar ga
terug! Waarom zouden jullie met me meegaan? Om alsnog te trouwen met twee
zonen van mij? Ik heb geen zonen meer. Al mijn mannen zijn op. Al zou ik vannacht
nog slapen met een kerel.... ik ben te oud. Mijn man is dood, mijn zonen zijn
dood, ik zal sterven en onze namen worden vergeten. Kaf op de wind. En jullie
zullen alleen zijn, tussen vreemden. Wie weet willen ze geen vreemden... Ik
kan tegen mezelf zeggen dat er nog hoop is...
er is geen hoop. Het is erg, voor jullie, en voor mij, maar voor mij het
meest. Want de Heer, onze God, is tegen mij.'
RUTH
[Kust Naomi] Nee. Zeg dat niet.
ORPA
Weet u het zeker, dat u zichzelf alleen
zult redden, als u
NAOMI
Ga nu maar
[ORPA kijkt richting BETHLEHEM alsof ze
zich voorstelt wat haar te wachten staat. ORPA Keert zich om. Kust haar schoonmoeder
en neemt afscheid.]
ORPA
U bent altijd welkom... Ruth!...
Ruth!... Ruth! Kom je.
[RUTH slaat haar armen om NAOMI heen.]
NAOMI
Je schoonzuster gaat terug. Ga met haar
mee!'
RUTH
Vraag mij niet steeds om terug te gaan!
Waar u heen gaat, daar ga ik heen. Waar u woont, daar wil ik wonen. Ik zal een
van de uwe zijn, terwille van u. Uw God wil ik kennen, en voor zover ik kan,
wil ik hem dienen. Waar u zult sterven, wil ik sterven.
NAOMI
Je weet niet wat je zegt
RUTH
Alleen de dood kan ons scheiden. En God
mag me straffen, als ik deze belofte niet houd. Dus zwijg nu, voordat ik
mezelf tot leugenaar maak, en terug ga.
[Ze gaan links van het podium af.]
5.
[BETHLEHEM. Bij het plaatsnaambord
staan wat vrouwen. JONKY zoekt in de verte.]
JONKY
Hee. Daar zijn ze.
LEA
[Weet van niets] Wie?
WUBBE
Naomi.
LEA
Welke Naomi?
JAKKEMUS
Arme Naomi. Ze heeft geen man meer, geen kinderen,
geen kleinkinderen, alleen die vreemde vrouw, uit Moab.
NISSE
De heer straft wie zich inlaat met
vreemden. Volk bij volk, zo heeft hij het gewild.
WUBBE
Die man van haar wist altijd zo goed
wat goed was en wat god was. Maar een mens moet niet vluchten voor z'n lot, de
dood weet je toch wel te vinden.
JAKKEMUS
Die zonen van haar zijn getrouwd met
van die Moabitische types.
LEA
Ben ik blij dat de mijne gewoon relatie
heeft aan een meisje van hier
NISSE
Stel je voor dat er kinderen van komen.
Wat zijn dat dan? Joden? Moabieten. Waar horen ze thuis. Wat voor God hebben
ze.
JONKY
Weet je wat voor God ze hebben, die
Moabieten? [Er wordt gegrinnikt. JONKY gebaart.] Een vrouw, met acht borsten.
Dat lijkt wel een varken. Je zou mijn man moeten horen.
LEA
Mijn man zou van godsdienst veranderen
om zoiets te kunnen zien.
[NAOMI en RUTH komen op van rechts.
GUST en LARS passeren met iets zwaars.]
JAKKEMUS
Ben jij het Naömi?'