PAASVIERING VLC 1992
Tekst: Geurt Roffel
& Marinus
Mosterdzaadmuziek:
Jochum Wildeman
INLEIDING:
Deze paasviering gaat over het jonge joodse meisje Ester.
dat terecht komt aan het hof van Koning Ahasveros. Ahasveros, de koning met
de oogkleppen die we allemaal wel kennen: Verder dan z'n eigen belang, kijkt
hij niet. Hij weet niet beter, hij wil niet anders. Hij laat zich vermaken,
hij viert z'n feest. Hij schermt zich af, en laat zich beschermen tegen wat
hem niet bevalt. Hij doet dingen waar hij de gevolgen niet van beseft. En er is Haman, de vriendelijke huisvader,
de traditionele vaderlander, de plichtsgetrouwe minister, de ambitieuze
ambtenaar die over lijken gaat als het hem uitkomt. Wat moet zo'n meisje van
15, tegen de wellust van de macht, tegen de grootheid van het staatsapparaat,
tegen de man van wie ze afhankelijk lijkt te zijn, tegen de dood die toe wil slaan? Wie alleen maar zulke vragen stelt, komt
tot niets. Ester verzamelt moed, en staat op. Wat moet ze anders? Soms moet je
rechtop gaan staan, tegen de dood die links en rechts van zich horen laat, in
onverschilligheid, in laster, in vooroordeel en vreemdelingenhaat.
[DECOR: Op de voorgrond een extra hoog podium. Op de achtergrond een verhoging die kan functioneren als hoger gelegen kamer van de koningin (WASTI\ESTER) of balkon. Opzij staat de band.]
VERTELLER:
Het waren de dagen voor het Paasfeest. Er moest worden
gevierd dat vrijheid van levensbelang is, maar niet vanzelf bestaat.
"Vertel ons het paasverhaal", zei Petrus. En Jezus vertelde:
'Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje,
dat iemand nam en in zijn akker zaaide. Het is wel het kleinste van alle zaden,
maar als het volgroeid is, wordt het een boom, zodat de vogelen des hemels in
zijn takken kunnen nestelen.'
'Maar Heer', mopperde Petrus, 'dat is geen Paasverhaal.'
'Ik zal het je anders vertellen', zei Jezus. 'Voorwaar,
ik zeg je, als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op
zichzelf; maar als zij sterft, brengt ze vrucht voort.'
'Maar Heer, wat is dat nou?' klaagde Petrus voor de tweede
maal. 'Wij willen horen van Mozes, de plagen, de Rode Zee, de Farao.'
'Zonder Mirjam was er geen Mozes. De grootste bevrijding
begint met een onzichtbare daad. Daarom vertel ik speciaal voor jou over
Ester.'
'Ester', zuchtte Petrus, 'Wat heb ik te maken met Ester?'
En in de verte kraaide een haan.
1.
1.a. HET FEEST KAN BEGINNEN
[Overal affiches waarop staat dat koning Ahasveros, 'Groot is zijn genade', een feest geeft omdat hij nu al vijfentwintig jaar in het vak zit. Iedereen wordt uitgenodigd. Het feest speelt zich af het verhoogde podium voor. Feestelijk ritme zet mensen tot dansen aan. Dan bevriest de beweging. De BAND zet in:]
BAND:
De dood is schijnbaar het toneel
Waarop jij, zolang je leeft,
Zowel een hoofd- als bijrol speelt
Totdat je lichaam het begeeft
En je plat onder de planken
Bent vergeten en vergaan
REFREIN:
Maar waar is het woord, waar is de daad
Waar is het geloof als een mosterdzaad
Dat ons recht op doet staan tegen de dood
Tegen de dood die over leven
En over lijken gaat
[De feestvierders ontdooien weer.]
FEESTVIERDERS:
[Zingt, gedragen, meerstemmig]
Ahasveros. Ahasveros .
[Zingen gaat over in spreekkoor, op het ritme van We Will
Rock You van Queen, inclusief handgeklap.]
Leider van een bloeiend land,
koning van - één volk, één rijk.
Vorst
MANNEN:
[Als toost] VORST
FEESTVIERDERS:
Vorst als god
Vorst als god van goede stand
Ahasveros
Ahas - Ahas -
Veros
Speelt zijn spel met vaste hand.
Hij doodt wie tegen, schenkt wie voor is.
Vorst
MANNEN:
Vorst
FEESTVIERDERS:
Vorst als god
Vorst als god van goede stand.
Ahasveros,
MANNEN:
Hij kiest een vrouw als kamerplant.
Huwt de mooiste van de maagden.
Vorst als god van goede stand.
FEESTVIERDERS:
Kiest een vrouw als kamerplant.
Huwt de mooiste van de maagden.
Vorst als god (3x) van goede stand.
[Tekst in steeds sneller ritme herhalen]
AHASV:
[Laat de aanwezigen zwijgen] Dank u. Graag zou ik u nu,
geachte aanwezigen, op dit hoogtepunt van het feest voorstellen aan mijn
charmante vrouw Wasti.
MANNEN:
[Toosten:] Vorstin Wasti,
FEESTVIERDERS:
[Wijzen naar Wasti's kamer] Vorstin wasti
STEM:
Vrouw der vrouwen schonk haar hand,
Op bevel aan de almachtig Vorst.
Als God van goede stand.
[BEDIENDE typt een nummer op een zaktelefoon, en wacht.
WASTI neemt telefoon op. Ahasveros wordt ongeduldig]
AHASVEROS:
[Pakt telefoon af] Wasti? ... Komen.
[WASTI hoort het aan. Twee BEDIENDEN houden haar de spiegel
voor. Haar KAMENIER zit opzij en leest Privé, of Ons Vorstenhuis.]
WASTI
[Kamt haar, tuttelt voor spiegel.] Wasti mooi zijn, Wasti
komen, Wasti lachen, Wasti zit, Wasti blijf. Driemaaldaags met twee woorden
spreken en voor het naar bed gaan een dankgebedje opzeggen. De gelukkigste
vrouw van de wereld. Kan alles krijgen wat ze maar hebben wil door de hele dag
de schijn op te houden. Nepkoningin uit een glazen kastje... Ahasveros, je
kunt voor mij doodvallen, ontploffen, ter plekke in rook opgaan... Ik ga
niet.
KAMENIER:
U moet zich niet zo opwinden. Vergeeft u mij als ik dat zeg.
Hij meent het niet zo. Hij wil tonen dat hij gelukkig met u is.
WASTI:
Gelukkig?... Geluk is kleiner zijn dan de rest en toch opvallen
omdat je groter bent... Als hij werkelijk gelukkig met me is dan zou hij zo
groot zijn me niet als slavin maar als echtgenote te behandelen.
KAMENIER:
Als u niet gaat, zal het van grote invloed zijn op de positie
van Ahasveros. Doet u het voor ons. Waarom zou u niet gaan? - Ga.
WASTI:
[In de spiegel] Even de hoer uithangen voor het landsbelang.
[Als om zichzelf moed in te spreken] Waarom zou je niet gaan? - Ga.
[Wasti staat op en loopt naar beneden. MUZIEK. WASTI treedt
binnen. Ze blijft staan, hoort het gelal aan, kijkt minachtend, geraakt.
Mannen lachen en wijzen naar haar. Lachend keert de koning zich naar haar toe,
open armen. MUZIEK stopt.]
AHASVEROS:
Mijn Wasti.
[Mannen vormen een kring om AHASVEROS, open naar WASTI.]
WASTI:
Barst! [Loopt weg.]
1.b. WILT U EROVER PRATEN?
[STUDIO: PRESENTATOR komt op. Terwijl de aanwezigen op
aanwijzing applaudisseren worden er drie stoelen op het podium gezet, in de
vorm van een driehoek.]
PRESIDENT:
Welkom mensen in de zaal, welkom kijkers thuis. Vandaag een
vorstelijk tintje aan onze tweewekelijkse talkshow, We gaan het hebben over
de relatie in de high-society en dat doen we met niemand anders dan koning
Ahasveros [Bordje applaus gevolgd door applaus.] en zijn vrouw.
[WASTI en AHASVEROS gaan zitten. De PRESENTATOR blijft
staan achter zijn stoel.]
Wij zagen zojuist hoe een conflict zich tijdens een feestelijk
samenzijn ontwikkelde tot een heftige ruzie. Wat mij dan altijd zo
bui-ten-ge-woon interesseert is: [Gaat zitten] Hoe hééft zoiets kunnen gebeuren?
WASTI
Ik...
PRESENTATOR:
[buigt naar voren] Ja!?
WASTI
Het was... Ach... Ik kan er gewoon niet meer tegen.
AHASVEROS:
Ik denk...
PRES:
[Draait zich meteen om naar Ahasveros] Koning Ahasveros!
[Bordje applaus, gevolgd door applaus.]
AHASVEROS:
Ik denk dat het allemaal lichtelijk wordt overdreven. Een
kind kan zien dat dit berust op een misverstand. Ik wilde mijn echtgenote
juist duidelijk maken dat ik haar waardeer.
[Applaus en gefluit.]
Ik vraag haar, misschien een beetje ongelukkig, te komen,
omdat ik van haar houd. Maar ze begrijpt mijn vraag niet. Dat wil ik haar uitleggen,
ik loop op haar toe...
PRESIDENT:
Groot is uw genade...
AHASVEROS:
En dan wordt ze boos. Kwaad. Loopt weg. Zìj is fout. Als ze dat nu toegaf, dan zou ik het haar wel vergeven.
PRESIDENT:
[Mompelt] Groot is uw...
WASTI:
Genàde. Het enige dat groot aan u is, is uw koninkrijk. Het
enige dat groot aan u is, is uw mond. Het enige dat groot aan u is is uw macht.
AHASVEROS:
En mijn gevoel voor humor. [lacht.]
[Bordje 'Lachen', gevolgd door lachen.]
WASTI:
En uw gevoel voor oppervlakkigheid, dominantie, zelfverheerlijking,
grootheidswaanzin en niet te vergeten uw gevoel voor economie. Mensen ver weg
laten verhongeren omdat u zelf uw gròte mond met goud wilt blijven vullen.
[Spottend.] U verdient een ster.
AHASVEROS:
[Wijst op
stervormig podium] Die heb ik al.
WASTI:
U verdient niet, u hebt.
AHASVEROS:
Ik ben koning. Ik
ben almachtig.
WASTI:
Ik ben mens. Ik ben nietig. Ik kan u geluk geven, ik kan u
liefde geven, ik kan u vertrouwen geven, ik kan u ondersteunen, ik kan u laten
vallen...
AHASVEROS:
Ik ben koning. Ik bezit een leger dat me ondersteunt en
vijanden die me immer willen laten vallen.
WASTI:
[Pakt ei onder stoel vandaan.] Dit bent u. Hard van buiten.
Snot van binnen. [Gooit ei tegen de muur.] Ahasveros, ik laat u barsten [Af.]
PRESENTATOR:
[Vertrekt geen spier, pauzeert even om de rotzooi op te
laten ruimen. Draait zich dan bruut om naar de toeschouwers.] Dan geef ik nu
het woord aan koning Ahasveros. De [aarzelt kort] meest begerenswaardige
vrijgezel van dit moment!
[Applaus. PRESENTATOR holt podium af.]
1.c DE KONING SPREEKT
[AHASVEROS verheft zich van zijn stoel. Er worden een lessenaar,
een bundel papieren en een glas water binnengebracht. De lessenaar wordt voor
AHASVEROS ge-plaatst, de papieren en het glas erop.]
AHASVEROS:
Geachte toehoorders, luisteraars. Kijkt men naar een land,
dan ziet men haar leider. Kijkt men naar de leider, dan ziet men achter hem
zijn vrouw.
U moet begrijpen, het is van groot belang voor een omvangrijke
organisatie als die van dit land, dat een vorst als ik...
MEDEWERKERS:
Groot is uw genade
AHASVEROS:
de beschikking heeft over een vrouw die naast haar
schoonheid de juiste contactuele eigenschappen bezit, zich bovendien weet te
vinden in de heersende culturele normen en waarden en... [Hij vindt zo gauw
geen vervolg.] Daarom zullen nog deze dag mijn medewerkers worden uitgezonden
om de daartoe geschikte jonge vrouwen in deze samenleving boven water te
brengen. [Geniet met een wijds gebaar van de beeldspraak die onzinnig is, maar
niet in zijn ogen.] Nog vanavond zal een vrouw de kroon van dit land mogen
dragen. Nog vanavond zal een droom bewaarheid zijn. [Klapt document dicht,
doet stap achteruit.]
MEDEWERKERS:
Leve de koning!
ALLEN
Hoera, Hoera, Hoera !!
[Medewerkers gaan uit om 'maagden' te halen.]
2.a ESTER VERLAAT MORDEKAI
[Andere plek. MAN treedt binnen met ordner en pen.]
MAN:
[tegen ESTER] Jij bent [leest naam] Hadassa ?
MORDEKAI
[Opverend] Ester heet ze! Hadassa?! Zo werd ze genoemd bij
haar geboorte, een vergissing van haar ouders bij het zien van een nog
onherkenbaar klein kind. Es-ter. Zo noem ik haar. Zo noemde God haar. Omdat ze
Ester ìs. Ster.
MAN:
[Onverstoorbaar, wijzigt in papier] Maagd ?
MORDEKAI:
[Knikt]
MAN:
Zwart haar [keurend, teleurgesteld, dan opgewekt] Maar dat
valt te veranderen. [De man scheurt een ster uit zijn ordner en plakt die op de
linkerborst van ESTER.] De koning zoekt een nieuwe... vrouw ! [glimlacht
verontschuldigend]. Je hoeft er niet veel voor te doen. Alleen mazzel
hebben. [Wendt zich tot MORDEKAI voor een grapje dat hij zelf zeer geslaagd
vindt.] Stand-in voor public relations en 's nachts de special effects. [Tot
ESTER.] Misschien lukt het je en wordt vanavond nog jouw droom bewaarheid.
[MAN wil haar meenemen. ESTER blijft 'hangen' tussen man en
MORDEKAI in.]
MORDEKAI
Laat je geen etiket opplakken, Ester, wees jezelf. Waar en
wanneer dan ook. Vertel niet waar je vandaan komt, tot welk volk je werkelijk
behoort [Rukt ster af, plakt op eigen borst]. Anders praten ze niet over
Ester, maar over 'die Jodin'. Jij bent Ester.
ESTER:
Waarom moet ik gaan? - Waarom kan ik niet blijven?.... Nooit
is er hier wat gezegd van mijn zwarte haar. Ik heb nooit rìjk willen worden.
Ik wilde geluk, en dat had ik... Soms.... Ik wil niet mee naar die vreemde oude
man. Een koning die dat hij god is. Laat me niet lachen... Ik ken al jaren
een God die nooit koning zal zijn, omdat 'ie zo goddelijk is dat dat niet
kàn...
Een droom die vervuld zal worden? - Ik wou dat ik droomde.
Ik ga niet.
MAN:
Bevel is bevel. De koning wil.
MORDEKAI:
God wil.
ESTER:
God?
MORDEKAI:
Als Hij wat met je voorheeft dan zal je moeten gaan. En
anders: Er zullen wel meer meisjes meegenomen worden. Waarom zou uitgerekend
jij gekozen worden. Waarom zou je nìèt gaan? Ga.
MAN:
Schiet een beetje op. Ik moet nog verder!
ESTER:
[moedeloos]
Naar een koning ga ik;
Bevelen opvolgen van een man
Met wie iedere discussie onmogelijk is.
Waarom zou ik niet gaan ? - Ik ga.
Naar een koning ga ik;
Gebruikt worden op een gala van
Jaknikkers en hielenlikkers.
Waarom zou ik niet gaan ? - Ik ga.
Naar een koning ga ik;
Uitgelachen worden door een man
Die mìjn leven humor vindt.
Waarom zou ik niet gaan ? - Ik ga.
[Ze gaat. MORDEKAI kijkt haar na.]
2.b. DE KEURING
[PODIUM VOOR. Zes 'HAALMANNEN' naderen met hun 'waar'. De
uitverkoren meisjes dragen een naamkaartje. Alleen Ester, die zich bij hen
voegt heeft het niet..]
HAALMAN 1:
Felle ogen, golvend haar,
goed gekleed en geen gevaar
voor harde woorden, een gebaar
van onmin, ontevredenheid,
of een gevoel van tederheid.
KEURMAN:
Nee
HAALMAN 2:
Prima benen, fraaie mond,
Mooi gevormd, en prachtig rond
van boven. Ook geheel gezond.
En wees niet bang voor negatief
gedrag, of zelfs: Oprechte liefde.
KEURMAN:
Ja.
HAALMAN 3:
Denkt niet na, alleen maar knap
van uiterlijk, ook niet te rap
met woorden, echt geen eigenschap
duidt op haar wil en bovendien:
Geluk, dat houdt ze voor gezien.
KEURMAN:
Nee
HAALMAN 4:
Goede kaken, sterk gebit,
Kijkt koket en als ze zit
dan heeft ze net dat stukje pit
wat haar tot echte schoonheid maakt,
zonder ziel, maar welbespraakt.
KEURMAN:
Nee
HAALMAN 5:
Zeer kortzichtig, weinig kijk
op maatschappij en koninkrijk.
Maar eens gehuwd dan geeft ze blijk
Van waarlijk koninklijk toneel,
zonder trouw maar goed gespeeld.
KEURMAN:
Ja
[HAALMAN 6 laat ESTER naar voren stappen. De KEURMAN kijkt
in papieren, controleert, luistert niet naar HAALMAN zes, kijkt gehaast op
horloge.]
HAALMAN 6:
Deze vrouw kan nooit perfect
beschreven worden, want ze wekt
de ware liefde, kent geen act
om op te voeren, geld-belust.
Ze wordt zich van haar rijk bewust!
KEURMAN
[Met zijn gedachten elders.] Ja.
[De goedgekeurde kandidaten gaan zitten en worden, terwijl
de gedichten doorgaan, opgedoft en bijgepoederd. ESTER overkomt hetzelfde,
alleen wat sneller en vluchtiger.]
3.1 MET VEEL: GELUK
!...
[AHASVEROS treedt binnen, gaat zitten, applaus, SPELLEIDER
komt het sterpodium op, buigt, dankt.]
SPELLEIDER
Welkom mensen in de zaal, welkom kijkers thuis. Ditmaal een
vorstelijk tintje aan ons wekelijkse koppelprogramma 'Met veel Geluk'. Een
applaus voor koning Ahasveros...
[Applaus.]
PUBLIEK
Groot is zijn genade. Groot is zijn genade.
SPELLEIDER
Drie enthousiaste kandidaten wiens vurigste wens het is zich
in Zijn Almachtige Armen te storten, zijn door de selectieprocedure heengekomen.
Geeft hen een warm applaus: Hanna, Miranda en ... [Hij stapt op ESTER toe, en
fluistert met haar.] En Ester.
[Applaus.]
Koning Ahasveros, stelt u uw eerste vraag.
AHASVEROS:
[Leest van kaartje] Hoe zou je de man betitelen die jou volk
vanuit de duisternis naar het licht heeft geleid?
SPELLEIDER:
Hanna ?!
HANNA:
Die man moet koning Ahasveros, groot is uw genade, heten.
SPELLEIDER:
Miranda ?!
MIRANDA:
Die man zou ik het liefst mijn echtgenoot noemen.
SPELLEIDER:
Eeh...
ESTER:
Ester!
SPELLEIDER:
Ester, hoe zou jij die man noemen?
ESTER:
Man? Die man is God.
[Applaus.]
AHASVEROS:
[Kijkt zeer getroffen naar ESTER en richt zich ook tot haar
als hij louter formeel zijn vraag stelt:] Hoe zou je de man belonen die liefde
toont voor jou...-w volk, en je nooit in de steek laat?
SPELLEIDER:
Hanna ?!
HANNA:
Ik zou hem tot mijn echtgenoot kronen en hem meetronen in
mijn liefde voor hem.
SPELLEIDER:
Miranda ?!
MIRANDA:
Ik zou hem een zoon schenken.
SPELLEIDER:
Eeh... Ester, wat is daarop jou antwoord?
ESTER:
Ik zou Hem dienen met geheel mijn hart, met heel mijn kracht
en geheel mijn verstand.
SPELLEIDER:
Koning Ahasveros, denkt u uw keuze al te kunnen maken?
AHASVEROS:
Die wil ik. [Wijst naar ESTER. Tromgeroffel.]
SPELLEIDER:
Koning Ahasveros ?...
[Ahasveros weigert vraag te herhalen. Presentator maakt een
verlangende beweging.]
AHASVEROS:
[Loopt op Ester toe:] Deze
SPELLEIDER:
[Met situatie verlegen] Ester is de nieuwe koningin. Leve
koningin Ester !!
3.2
[Het is schemerig. Op een brede bank zit ESTER. MUZIEK. Iets
moois van MOZART. AHASVEROS komt op haar af. Komt naast haar zitten. Legt een
arm om haar heen. Na enige schroom beantwoordt ze zijn 'liefde'.]
4. HELD ONTMASKERT BOEVEN
NIEUWSLEZER:
[Leest krantebericht voor.] In de nacht van zaterdag op
zondag is door Mordekai, de oom van koningin Ester toevalligerwijs een
gesprek tussen twee mannen afgeluisterd. Mordekai, bezig met zijn avondwandeling,
zag twee mannen geheimzinnig fluisteren. Dichterbij gekomen werd het hem
al snel duidelijk dat de mannen een moord beraamden op koning Ahasveros,
groot is zijn genade. De mannen wilden de koning vermoorden omdat hij zich zou
verrijken met het geld van de armen, en hierbij politieke tegenstanders monddood
had gemaakt. Dit gehoord hebbende begaf Mordekai zich naar het politiebureau
waar hij alles trouw en zorgvuldig rapporteerde. Na ampel beraad werden
beide mannen ingerekend en werd het vonnis geveld. De Doodstraf.
[Een plek licht op. Mannen met pet en geweer staan tegenover
twee andere mannen/vrouwen die met de handen op de rug gebonden tegen de muur
staan. MORDEKAI kijkt op afstand toe. De mannen/vrouwen zien MORDEKAI, herkennen
hem. MORDEKAI wil weg.]
ARFAT:
Mordekai.
BULTZ:
Deze moord, heb jij op je geweten.
ARFAT:
Wie dacht je te beschermen met je burgermansmoraal?
BULTZ:
Ra ra?
ARFAT & B
Ahasveros!
BULTZ:
Groot is zijn eigenbelang.
ARFAT
Heb je gezien wie er lijdt onder zijn bewind. Geplukt.
Vernederd. Over het hoofd gezien. Zo'n man is zijn leven niet waard. Alles is
ondergeschikt aan zijn kortzichtigheid.
BULTZ:
Op een dag neemt ie jou te pakken.
[HAMAN verschijnt, geeft een teken. Twee droge schoten
weerklinken. De mannen vallen neer. Spot uit. De NIEUWSLEZER vouwt de krant
dicht en legt die op een hoge stapel andere kranten.]
5. HAMAN VERSUS DE STER.
[AHASVEROS zetelt op het voorste podium. Mensen roepen de
zaal rond:]
OMROEPERS:
De koning zoekt Haman. Haman gaat promotie maken.
[HAMAN kijkt toe vanuit zijn huis, neemt afscheid van vrouw
en kinderen, trekt jas aan, pakt z'n paraplu, daalt af fluitend de trap af.
Buigt voor de koning.]
HAMAN:
Heer en meester, grote leider, zalig weldoener van dit
land, waarom hebt gij mij geroepen?
AHASVEROS:
[Zichtbaar vergenoegd] Haman, sta op. Jij en je vader hebben
mijn volkeren tot een volk gesmeed. Jij en je vader hebben mijn landerijen tot
een rijk gesmeed. Jij en je vader hebben mijn hand, tot een straffe gemaakt.
Dankzij je onuitputtelijke inzet, kan ik nu handelen zoals ik dat wil. Haman,
hoe kan ik je belonen ?
HAMAN
[Kijkt nederig naar de vloer] Ach...
[De BEDIENDE zet een metronoom neer, en aan. KOORTJE in toga
komt plechtig op. Het KOORTJE neemt plaats achter MORDEKAI en AHASVERORS. Eén
van de koorleden trekt MORDEKAI de trappen op en een toga aan. De metronoom
tikt door. Het KOORTJE scandeert de teksten op het ritme van de metronoom.]
KOORTJE
Haman is goed, hij vervult zijn plicht
Ieder zal buigen voor zijn aangezicht
[Voortdurend herhalen] Haman is heer, Haman is god,
SOLO
[Boven het KOORTJE uit.]
Haman is goed, Hij vervult zijn plicht,
Ieder zal buigen voor zijn aangezicht.
SOLO
[idem]
Haman is heer, Haman is god,
Ieder gehoorzaamt zijn wet, zijn gebod.
SOLO
[idem]
Haman is kracht, Haman is held,
Al die hem kwaad doen, zij zijn geteld...
LOFREDENAAR
Haman is slim, in wat hij organiseert
Wij zullen volgen, zijn werk wordt geëerd.
KOORTJE
Heer - God - Haman (2x)
[Ergens terzijde arriveren de DEMONSTRANTEN met ouderwetse
vuilnisbakken]
LOFREDENAAR
Haman kan denken, verdedigen, juichen.
Hij geeft medailles wie hem steun betuigen.
KOORTJE
Heer
[De DEMONSTRANTEN storen de plechtigheid met harde slagen op
de vuilnisbakken.]
DEMONSTRANT
Haman kan organiseren en plannen.
Hij schrijft zijn schema's om levens te schennen.
[Slagen op de vuilnisbakken. ORDEBEWAKERS gaan op hen af.]
HAMAN IS SLIM! HIJ MANIPULEERT!
[DEMONSTRANTEN rennen weg]
KOOR
Wij zullen volgen, zijn werk wordt geëerd.
AHASVEROS:
[Denkt na] Haman, ik benoem je tot mijn rechterhand. [Pakt
staf, loopt naar knielende Haman, slaat Haman op de schouder.] Belooft u,
Haman, niemand anders te dienen dan uw vorst, uw koning en uw weldoener?
Belooft u, Haman, alleen geboden van die allerhoogste aan te nemen en alleen
die te respecteren boven uzelf? Wat is daarop uw antwoord?
HAMAN:
Ja
KOOR:
Hoera! Hoera!
Hoera!
[KOOR en alle AANWEZIGEN buigen diep voor HAMAN. Op MORDEKAI
na. HAMAN glimlacht gelukzalig, tot hij MORDEKAI ziet staan. Zijn gezicht vertrekt.]
HAMAN
[Geërgerd tot KOOR.] Weg jullie, weg!
[KOOR gaat weg. MORDEKAI blijft staan. HAMAN en hij kijken
elkaar aan. HAMAN keert zich woedend tot AHASVEROS.]
Uw volk één volk? Uw rijk één rijk? [lacht schamper] Zij
[Wijst naar MORDEKAI.] Zij zijn een volk, dat niet uw volk is; zij erkennen een
rijk dat niet het uwe is; zij erkennen een leider die u niet bent. Zij [wijst
op ster MORDEKAI] Zij zijn Joden. Ze buigen niet voor weldoeners, ze buigen
niet voor machthebbers. Zij horen niet thuis tussen ons soort mensen.
Parasieten zijn het, die onze huizen bewonen, ons geld beheersen, ons onderwijs
verzieken.
Zij zijn Joden.
Laat mij hun invloed bestrijden. Laat mij hen de plek wijzen
die ze toekomt. Koning Ahasveros, groot is uw genade, laat mij dat volk
vernietigen.
AHASVEROS:
[Vermoeid] Het is goed, Haman.
[HAMAN haalt papier en pen. MORDEKAI trekt zijn ster af.]
6. MIJN GOD, WAAROM
HEBT GIJ MIJ VERLATEN?
[MORDEKAI zit afzijdig op een verhoging. Tijdens zijn begin
tekst tekent AHASVEROS de papieren van HAMAN. Die is zeer voldaan.]
MORDEKAI
Mijn God, mijn God,
waarom hebt u mij verlaten?
Ik schreeuw om hulp,
maar u bent zo ver weg.
Dag en nacht roep ik,
maar u, mijn God, antwoordt niet,
voor mij hebt u geen aandacht.
U bent toch de heilige God,
Israël brengt u hulde zonder ophouden.
Onze voorouders hebben op u vertrouwd
en u hebt hen gered.
Zij riepen uw hulp in
en ontkwamen aan de dood,
zij vertrouwden op u
en werden niet teleurgesteld.
[HAMAN doet papieren in zijn tas. En gaat naar huis. Hij passeert
MORDEKAI spuugt, loopt door.]
MORDEKAI & VERTELLER
[De tekst hoeft niet synchroon te worden uitgesproken.
MORDEKAI doet het zonder, de VERTELLER met microfoon.]
Maar ik, ik heb niets menselijks meer,
ik word vertrapt als een worm,
ik word bespot en veracht.
Wie mij zien, lachen mij uit,
ze schudden het hoofd
en roepen vol leedvermaak:
'Verlaat je op de Heer,
hij zal je wel redden,
hij komt je wel helpen
hij houdt toch van je.'
[HAMAN komt thuis, z'n kinderen komen hem tegemoet. Hij
geeft ze een cadeautje, zoent z'n vrouw, die neemt zijn jas aan. Eén en al
huiselijk geluk.]
VERTELLER
U haalde mij uit de schoot van mijn moeder
en legde mij veilig aan haar borst
Aan u werd ik toevertrouwd,
vanaf mijn geboorte bent u mijn God.
En nu bent u zo ver weg.
Kom dan toch,
want de nood is hoog
en niemand komt mij te hulp.
[HAMAN gaat voor de spiegel staan en maakt een serie grimassen,
om te zien hoe 'de nieuwe leider' eruit ziet. Na diverse gebaren en houdingen
komt hij uit bij de Hitler-groet. Hij neemt plaats op het balkon. Beneden hem
worden mensen het sterpodium opgevoerd, in twee rijen opgesteld, en voorzien
van jodensterren. HAMAN kijkt, MORDEKAI kijkt. Het is niet duidelijk of ze
werkelijkheid zien, of voorstelling. Mannen hangen her en der plakkaten op met
drie herkenbare woorden: de 13de, Dood en Joden.]
VERTELLER & KOOR:
[Ieder spreekt de tekst voor zichzelf. De woorden hoeven
opnieuw niet synchroon te lopen. Het is een muur van klaagzang. De verteller
spreekt door de microfoon en zorgt zo voor de verstaanbaarheid:]
Mijn vijanden hebben mij omsingeld,
ze zijn met velen
en sluiten mij in.
Ze zijn krachtig als stieren,
roofzuchtig als brullende leeuwen,
opengesperd zijn hun muilen.
Mijn leven vloeit weg als water,
ik ben geradbraakt,
mijn hart smelt als was.
Mijn keel is droog als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn verhemelte.
De dood heeft zijn daad gedaan.
Mijn vijanden hebben mij omsingeld,
die honden sluiten mij in,
ze snoeren mij vast aan handen en voeten.
Mijn botten zijn te tellen;
ze kijken toe, vol leedvermaak,
ze verdelen mijn kleren
en dobbelen erom.
Maar u, Heer, u bent zo ver weg,
kom mij toch snel te hulp,
op u reken ik.
Red mij van dit geweld,
verdedig mijn leven tegen die honden.
Bevrijd mij uit de muil van leeuwen,
bescherm mij tegen de horens van de stieren.
[Dan verschijnt ESTER. Ze zoekt contact met MORDEKAI, gaat
naast hem zitten.]
MORDEKAI
Heer, u hebt mij geantwoord!
[De BAND zingt, hard, aggressief. Ondertussen staan de joden
klaar om afgevierd te worden. Ze bewegen niet.]
BAND
Soms kruipt de dood in iemands keel
Hij legt zijn laster op de tong
Hij spuugt z'n gif; zijn vooroordeel
Kletst alles recht al is het krom
Platgepraat en doodgezwegen
- De dood heeft zijn daad gedaan
Soms kruipt de dood in iemands hoofd
Met leugens. En hij houdt zich stil
Tot zijn gekonkel wordt geloofd
Omdat men het geloven wil
En je gaat waar hij je voorgaat
- De dood heeft zijn daad gedaan
Soms kruipt de dood in iemands lijf
Hij balt z'n vuisten, hij marcheert
Smerig is zijn tijdverdrijf
Als hij verkracht en molesteert
Er is pijn die nooit voorbij gaat
- De dood heeft zijn daad gedaan
REFREIN:
Maar waar is het woord, waar is de daad
Waar is het geloof als een mosterdzaad
Dat ons recht op doet staan tegen de dood
Tegen de dood die over leven
En over lijken gaat
[Het wordt DONKER]
7. HOE HULDIG IK MIJZELF
[AHASVEROS komt op in pyjama, hij gaapt, gaat op een stoel
zitten en pakt een krant van een stapel oude kranten. Hij leest. Dan krijgt hij
een helder moment. Hij knipt met zijn vingers, een bediende komt.]
AHASVEROS:
Ik lees hier net over ... [Leest opnieuw] Mordekai. Die zou
enige tijd geleden een aanslag op mij verijdeld hebben. Is hij daar ooit voor
beloond?
[BEDIENDE denkt na, schudt Nee.]
Het is misschien wel een goed idee om de mensen weer eens
even te laten zien hoe zo'n helper beloond wordt. En ach [schalkse knipoog]
een feestje is nooit weg. Haal Haman eens voor me.
[BEDIENDE kijkt weifelend op horloge.]
AHASVEROS:
[Geïrriteerd.] Wat kijk je?
BEDIENDE:
Maar koning, het is nacht.
AHASVEROS:
Precies. En morgen is het weer vroeg dag. Haal Haman. Nu.
[BEDIENDE af.]
[HAMAN komt uit bed, jas aan, en verschijnt op het voorste podium.]
AHASVEROS:
Haman, Ik zoek een manier om iemand die mij een grote dienst
heeft bewezen, te huldigen.
HAMAN:
[Glundert, dan weer zakelijk.] Hoeveel geld is er beschikbaar?
AHASVEROS:
Geld speelt geen rol.
HAMAN:
Maar koning ... [afwerend, vals bescheiden]
AHASVEROS:
Nou, schiet op, ik heb je niet voor niets hier laten komen,
wat denk je ervan.
HAMAN
Ik vind het prachtig, ik bedoel... Het mooiste zou natuurlijk
een grote optocht zijn, [Met behulp van pennen en prullen, beeld hij de stoet
uit, spelend als een kind.] met veel mensen achter dranghekken, vlaggetjes.
Motorrijders voorop, een stevig marcherend bataljon militairen, dan een
selecte groep topsporters met fakkels, muziek, fanfare, drums, omroepers
ertussendoor die lof bazuinen, en temidden van dat alles een donkerblauwe
wagen met daarin: De koning. Alles ter ere van een en dezelfde persoon. De
optocht eindigt bij het koninklijk paleis, en u en ik nemen plaats op het
bordes, En daar, hoog boven een ontelbaar grote mensenmassa...
AHASVEROS:
Kom, kom, niet te lyrisch, hou het kort. Ik wil slapen.
HAMAN:
Dan volgt er een redevoering ter ere van die man die de
koning geholpen heeft toen dit zo nodig was...
AHASVEROS:
Goed, prima, het zal zo gebeuren. Ik zal de optocht laten
regelen. Spreek jij hem toe ?
HAMAN:
Hem ? ... Maar .... Ik ik ik ik? .... HEM ??? Wie?
AHASVEROS:
[Pakt krant, leest.] Hier [Geeft krant aan HAMAN.] deze
kerel, Mordekai. Heeft een aanslag op mij verijdeld. Het had niet veel gescheeld
of ik was dood geweest. De mensen moeten zich weer eens realiseren dat Ahasveros
oppermachtig is, Haman, en dat Ahasveros weet te feesten... Bedankt Haman,
tot morgen.
[Haman blijft verbouwereerd staan]
Tot morgen.
8. LANG LEVE DE JOOD
[Geklop van hamers wordt luider en luider, men hangt een
groot plakkaat op met daarop de woorden 'Lang leve Mordekai' en 'lang leve
Ahasveros'. Voor het balkon verzamelt zich een meute mensen. MORDEKAI gaat als
eerste de trap op, wacht halverwege om AHASVEROS en MORDEKAI te laten passeren.
Men fluit, en klapt. HAMAN komt als laatste boven staan.
HAMAN
[Houdt toespraak.]
[Tijdens de toespraak van HAMAN loopt MORDEKAI weg, de trap
af. Als teken van protest keert hij zijn jas binnenstebuiten. ESTER ontsnapt
aan AHASVEROS' arm op haar schouder - waarna AHASVEROS zijn arm om HAMAN legt -
en gaat hem na. HAMAN speech hangt mal in de lucht, en wordt beëindigd met een
zielig:] Leve Mordekai, leve Ahasveros.
[MORDEKAI staat op het voorste podium. Hij scheurt zijn ster
in tweeën.]
ESTER:
Wat is er met jou? [komt dichterbij, MORDEKAI gebogen, rug
naar ESTER] Wat is er... [aarzelt, ziet dan ster liggen, raapt stukken op.]
Wat is er met onze ster?
[MORDEKAI kijkt haar aan. Zwijgt. Loopt naar een aanplakbiljet,
scheurt het af en geeft het aan ESTER. Ze leest.]
MORDEKAI:
Jij zult het moeten doen.
ESTER:
Het kan mijn dood worden.
MORDEKAI:
Het wordt je dood ook als je niets doet. Jij.
[ESTER knikt, hoofd gebogen. MORDEKAI loopt weg, langzaam,
ESTER blijft staan.]
Maar waar is het woord, waar is de daad
Waar is het geloof als een mosterdzaad
Dat ons recht op doet staan tegen de dood
Tegen de dood die over leven
en over lijken gaat
9.a EVEN ALLEEN
[Twee BEDIENDEN komen met een spiegel. ESTER pakt stoel en
gaat voor de spiegel zitten.]
ESTER
Het ging zo goed, ik hou van feesten. Gezelligheid. Het kan
niet, niet meer. God wil... [schamper] Als God wil, laat 'ie dan helpen. Als
God wil, laat 'ie dan zeggen. Ik kan het ook niet allemaal alleen ?! Als God
wil... Ach, God. [Staat op en schreeuwt
dan half naar boven:] Volgens mij is de Machtige een beetje verouderd!! [Kijkt
geschrokken of iemand haar gehoord heeft, gaat weer zitten] Wat zou ik kunnen
doen?
Ik zou het kunnen vragen.
Ik zou ze hier kunnen halen. Een etentje.
Nee. [Treurig] Ze zullen zeggen: Houd je er buiten. Hoor je
bij hen. [Roept, sterk articulerend:] Ja ìk hoor bij hèn!
Het zal mijn dood worden. Ze zullen me afschieten. Hoe haal
ik het in mijn hoofd. Ze zullen op me schelden en alles zal nog sneller gaan.
Ze zullen me haten. Het kan niet.
Wat moet ik dan? Vragen, schelden, tieren, schreeuwen,
lachen; Wat?
[Hopeloos] Ik zal het moeten proberen. Iemand zal het moeten
zeggen [Wil weglopen maar draait zich nog even om naar spiegel] en het zal
mijn dood ook worden als ik niets doe.
[Opgewonden haastig slagwerk. ESTER dekt een tafeltje op het
voorstepodium met behulp van spullen die ze her en der weghaalt. Tot slot haalt
ze uit haar jaszak twee kaarsen die ze neerzet en aansteekt. Ze zet een kalmerend
eetmuziekje op. Tot slot maant ze zichzelf tot rust en loopt kalm naar het
balkon, waar HAMAN en AHASVEROS staan.]
9.b. HET VRAGEN
ESTER
[Wacht af]
AHASVEROS:
[Heeft haar gezien, wacht eerst, bestudeert haar en zegt
volkomen onnodig tegen Haman] Wat is ze knap hè?
[Haman knikt.]
AHASVEROS:
[Tot Ester, knipt gewoontegetrouw in hand.] Je mag wel dichterbij
komen. [Ester reageert niet.] Ben je bang voor me? [Vriendelijk lachend, als
tegen klein meisje.]
ESTER
...Af en toe.
AHASVEROS:
Maar dat hoeft niet. Kom eens hier. Wat is er?
ESTER
Ik wilde... Ik wilde vragen of u en Haman bij mij kunnen komen
eten ... nu.
AHASVEROS:
[Denkt even na, knikt dan] Dat is goed. Nietwaar Haman? Het
is goed, we komen.
ESTER:
[Loopt naar beneden en roept door de deur:] Dien het eten
maar op.
9.c. WAT IS ER MET ONS AAN DE HAND?
[Ahasveros en Haman komen, met bosje bloemen en zoenen, en
schuiven aan.]
ESTER:
Koning Ahasveros, Ik zou u... Ik wil u graag iets vertellen.
AHASVEROS:
[Schuift naar Ester toe.] Vertel maar wat je wil.
ESTER:
[Pakt de sterstukken uit haar jaszak en reconstrueert.] Ik
ben jodin.
AHASVEROS:
[Bekijkt wat hij te eten krijgt.] En...?
[Haman schuift verder weg van de tafel, knikt vaag nee.]
ESTER:
De dertiende van deze maand, zo is besloten, zullen alle
joden worden uitgemoord. Iedereen in dit land zal zich inspannen om joden,
zoals ik, te doden, want het brengt geld op. Hoe meer joden, hoe meer geld....
Mijn oom zal worden gedood, en iedereen die me lief is. Waarom? Omdat ze in een
God geloven die niet de uwe is, en een rijk vertegenwoordigen dat niet het
uwe schijnt te zijn. Geld ... Geld!! De veertiende van deze maand heb ik
niemand meer, zal er misschien zelf niet meer zijn.... Waarom? Waar dient het
toe? Alles omdat een topfunctionaris wat te vlug zijn handtekeningen zet.
Vindt u het gek dat ik bang ben ?
AHASVEROS:
Maar... wie...[krijgt helder ogenblik en vestigt nadrukkelijk
aandacht op HAMAN]
HAMAN:
Ik? Maar... Ma... [wijst naar AHASVEROS] U hebt gezegd dat
het goed was, het is uw besluit. Het is uw land. U wilt het, het is uw bevel.
Kijk op het pamflet. Ik niet. U bent het.
AHASVEROS:
[Tot ESTER] Ik..? [ESTER knikt]
[AHASVEROS springt op, stoel valt naar achteren.]
AHASVEROS:
Haman, hoe durf je zoiets van je koning te zeggen. Wie
Haman, wie heeft jou deze baan gegeven, Dankzij wie, Haman, mag jij doen wat je
nu doet. Denk eens na Haman. Je verloochent me. Hoe durf je te zeggen dat
ik... [wijst op eigen borst] dat... [wijst op plakaat] haar... [wijst op ESTER] Haman, je hebt me
uitgemaakt voor misdadiger, voor moordenaar. Hoe dùrf je !? [knipt met
vingers] Doodt deze leugenaar... En ruim die pamfletten op.
[HAMAN wordt weggevoerd, AHASVEROS staat op]
Morgen is het feest. Feest voor mijn vrouw. Feest voor
koningin Ester. [draait zich om naar ESTER] Ester?
[ESTER heeft hem haar rug toegekeerd. Denkt.]
10. SLOT
[Beginscene herhaalt zich: Tamtam, feestende meute. Het
lawaai wordt steeds luider. Ahasveros maakt begeeft zich naar een hoek van het
sterpodium, knipt met zijn vingers. Een bediende verschijnt met zaktelefoon.
Tikt nummer in. Ester wordt zichtbaar. Neemt telefoon op.]
AHASVEROS:
Ester? - Komen!
[Ester kijkt naar beneden, aanwezigen draaien zich om, en
bevriezen in hun pose. :]
ESTER:
De dood ligt niet op het kerkhof. De dood is dichterbij dan
ik dacht. Hij spreekt met twee woorden, als het moet. Hij neemt er zijn gemak
van, als het kan. Hij betaalt je uit, hij maakt je laf, hij houdt je klein. Het
is het gif van valse woorden, het rechtpraten van wat krom is, het bord voor
je kop, of stomweg de gewoonte.
VERTELLER:
'Ik heb het begrepen', zei Petrus tegen Jezus. 'Ik ken het.
Als je 'nee' zou moeten zeggen, of 'ja' zou moeten doen, maar uit lafheid of
luiheid laat je alles op zijn beloop. U weet wat er gezegd wordt? Over u. Er
wordt gemompeld dat ze u uit de weg willen ruimen. Bent u bang, voor de dood?'
'Ja,' zei Jezus, 'Ik ben bang. Ik ben bang. Voor de dood,
die doet lijden, die kapot maakt wat mij lief is. Laat me niet in de steek
Petrus. De arrogante bek van de dood spreekt niet het laatste woord. Het is
Godzelf, die met me is, tot in de dood. Dat geloof is het zaad dat in de aarde
valt om vrucht te dragen.'
[De mensenmeute beneden ontdooit.]
BAND & ALLEN
Soms kruipt de dood in een systeem
Dat vijand is voor wie zich niet
Vanzelf gedraagt als iedereen
Maar anders wil en weerstand biedt
En men timmert z'n houten kruisen
Om een mens op vast te slaan.
REFREIN:
Waar is het woord, waar is de daad
Waar is het geloof als een mosterdzaad
Dat ons recht op doet staan tegen de dood
Tegen de dood die over leven
En over lijken gaat