M E N S A D E
M
k e r s t v i e
r i n g
v a n l i n g e n c o l l e g e
1 9 8 8
Muziek: Eugene
Ceulemans
Tekst: Marinus van
der Werf
[MENS ADEM is
grotendeels een vertelling met beelden en muziek. Het decor is simpel: Een
achterwand waarop geprojecteerd kan worden. Een tafel die meerdere functies
heeft, een verzameling stoelen, en een losse staande kapstok. Voor de verteller
moet er een sfeervolle plek worden bedacht, ergens opzij, hoger dan de rest,
misschien een lekkere stoel bij een leeslamp.]
1. O M T E
B E G I N N E N
[Het is
donker. Op de achterwand wordt een dia geprojecteerd met de kop van MENS ADEM]
STEM
Dit is de geschiedenis van hemel en aarde. Toen de Here God
hemel en aarde maakte groeide er geen enkel veldgewas, geen enkel kruid. Hij
had het nog niet laten regenen op de aarde, en niemand was er die de bodem zou
kunnen bewerken. Toen steeg een damp op uit de aarde, de hele aardbodem werd
vochtig, en de Here God vormde de mens uit het stof van de aardbodem en blies
de levensadem in zijn neus. Alzo werd de mens tot een levend wezen.
[Licht op het
KOOR]
KOOR
Bij feiten alleen
houdt niemand het uit
zonder adem van geest
zonder warmte van huid
zonder tekens van de wind
die door dorre bomen fluit
bij feiten alleen
houdt niemand het uit.
Adem Adem
Adem adem, ik noem je Adem
Adem adem, ik noem je mens voortaan
Adem adem, je bent geboren
Om het woord te horen
En het licht te verstaan
Bij feiten alleen
houdt niemand het uit
zonder adem van geest
zonder warmte van huid
zonder tekens van de wind
die door dorre bomen fluit
bij feiten alleen
houdt niemand het uit.
[Projektie
'Mens Adem' verdwijnt. Het is schemerig op het toneel, de spullen op het podium
staan chaotisch aan de zijkant, opgestapeld, omgevallen]
VERTELLER
Mens Adem werd geboren, als jij en ik. Maar over de dag van
zijn geboorte zwijgt hij als het graf. "Ik weet er niets van", zegt
hij. "Nou ja, er zijn wat geruchten, maar daar wordt niemand wijzer
van."
ADEM
[Komt binnen
in T-shirt, met ongekamde haren. Sjouwt de tafel binnen] Ik weet er niets van. [Zet
de tafel neer] Nou ja, er zijn wat geruchten, maar daar wordt niemand
wijzer van.
VERTELLER
Op de sombere dagen van zijn leven mompelt Mens Adem in
zichzelf: Het is beter te gaan naar een huis van rouw, dan naar een huis van
vreugde.
ADEM
Het is beter te gaan naar een huis van rouw, dan naar een
huis van vreugde. [Hij pakt een bezem en
begint het podium te vegen, stof dwarrelt op. Af en toe onderbreekt hij het
vegen voor een mededeling.] Alles is zelfbedrog. de dag van mijn dood zal
beter zijn dan die van mijn geboorte. maar nog beter was het als mijn moeder
mij nooit had gebaard.
VERTELLER
De mens Adem bestaat voor 80% uit somberheid, 20% is licht.
[De MUZIEK zet
in, ADEM dekt de tafel met een groot wit laken. Op de achterwand worden sterren
geprojecteerd - een diaraampje met daarin nietdoorschijnend dik papier waarin
speldegaten zijn geprikt. Tijdens het lied gaat ADEM door met het verder dekken
van de tafel: Hij plaatst kandelaars, en steekt de kaarsen aan, hij zet een
grote bos bloemen neer en plaatst de stoelen rond de tafel. Tot slot kleed hij
zichzelf netjes aan voor het feest.]
L I C H T
KOOR
Het licht slaat gaten in het zwart
Ontvlamt in sterren aan de lucht
Het schildert schaduw kleur en vorm
Het openbaart een kloppend hart
Waarin het licht tot leven wordt
Waarin het ademhaalt en zucht
Het licht slaat gaten in het zwart
Het licht zet bakens in de nacht
De maan getekend door de zon
Het tekent rondom sporen licht
Dat schreeuwt dat streelt dat schaterlacht
Dat duisternis bestrijdt met zicht
Het tekent sporen licht rondom
Het licht zet bakens in de nacht
Het licht zet tekens in het niets
Verhalen in een donker boek
Het schrijft zijn boom roos vuur en vis
Het schrijft zijn brief: Ik heb je lief
Met letters licht in duisternis
Met licht dat vindt waar het naar zoekt
Het licht schrijft tekens in het niets
Het licht roept warmte in de kou
Zoekt zich een thuis in vlees en bloed
Prikkelt de zintuigen intens
Het licht schept mensen man en vrouw
Geeft zicht en aanzien aan de mens
Het richt zich op en gaat te voet
Het licht roept warmte in de kou
... Adem adem, ik noem je Adem
Adem adem, ik noem je mens voortaan
Adem adem, je bent geboren
Om het woord te horen
En het licht te verstaan
[Er komen
bezoekers. Feestelijk geklede mensen. Ze nemen cadeau's mee, ingepakte flessen
wijn, ingepakte glazen, ingepakte doosjes bonbons. Er wordt uitgepakt, op tafel
uitgestald, geschonken, gegeten, gedronken. Het pakpapier wordt links en rechts
over het podium gegooid. De bezoekers zitten behaaglijk in een ruime kring.]
VERTELLER
Mens Adem gaf een feestje voor vrienden en familie. Het was
de avond voor kerst: Kaarslicht, warmte, behaaglijk als de moederschoot,
buiten de vrieskoude duisternis, en aan tafel begon als vanzelf het gesprek
over geboortes. Met name het mirakel van Jezus' geboorte uit de maagd Maria,
deed het goed bij vlees en wijn
MIJNHEER FEIT
Mythologisch okee, die geboorte uit de maagd Maria, maar
biologisch ronduit belachelijk. Goddank is mijn geboorte van een eigentijdse
eenvoud. Helder aan mij verklaard door genetici, biologen en toen ik 12 werd
door mijn moeder. U kent dat wel: Het recept van conceptie en bevalling.
Zaadcel, eicel, wat erotische poespas, etcetera. Het moedermechanisme dat in de
damesbladen te vaak nog voor Wonder wordt versleten. Grappig, hoe hardnekkig
oude mythes kunnen zijn.
VERTELLER
Hij heette meneer Feit, en was een vervelende man, vonden
ze. Omdat hij zichzelf te zinnig en alles wat hij niet was belachelijk vond.
Maar geduldig lieten zij hem uitpraten. Want aan een goede tafel bestaat geen
haast. En zo begon het gesprek over geboortes.
[Als een
verjaardagsgesprek. Soms beginnen twee mensen gelijktijdig hun verhaal, maar de
een wint het van de ander...]
MEIS
Mijn geboorte was een lang verwacht feestelijk moment. Een
bijna pijnloze, gestroomlijnde bevalling, vertelde mijn vader. Alleen ik viel
tegen. Ik ben nooit de jongen geworden,die ze hadden gepland.
TROY
Toen ik mijn moeder vroeg naar mijn vader, gaf ze mij de
keus uit drie.
NEEF
Hoeveel!?
TROY
Drie
NEEF
[Bagatelliserend] O drie...
TROY
Mijn moeder was gek op babies. Zij stak haar neus in elke
passerende kinderwagen. Drie jaar lang was ik haar baby. Ik werd geknuffeld,
gedragen, gekleed en besnuffeld. Toen ruilde zij me in voor mijn pasgeboren
broertje. Ik liep, ik praatte en voor getut en getroetel werd ik te lomp. Toen
ik op mijn zestiende opstandig het huis verliet, bereidde zij zich stralend
voor op haar zevende bevalling. Ik denk niet dat zij me mist.
NORBERT
Ik ben geboren met een keizersnee. Er werd een fout gemaakt,
mijn moeder raakte in coma en drie maanden later overleed ze. Mijn vader is een
sombere zwijger, hij kijkt me nooit recht in de ogen. Alsof ik ben geboren uit
een rots.
POLA
Mijn vader filmde mijn geboorte. Toen ik voor het eerst mijn
geboorte terugzag, riep ik uit: Ben ik dat? Voor de grap draaide mijn vader de
film achterstevoren. Ik ben woedend weggegaan.
NICHT
Ik had een zus. Wij waren tweeling. Twee identieke babies,
in alles hetzelfde: uiterlijk, innerlijk, zelfs mijn moeder hield ons niet uit
elkaar. Tot mijn zus bij een auto-ongeluk om het leven kwam. Ik overleefde. Er
zijn dagen dan voel ik me niemand.
POLA
Bij mijn geboorte kreeg ik de ogen van mijn moeder, de
handen van mijn vader, het tekentalent van mijn opa, enzovoort. Nu, jaren
later, besef ik dat ik schijnbaar niets van mijzelf heb. Het maakt mij
depressief. Die depressies heb je van oma, zeggen ze.
NEEF
Ik ben geadopteerd toen ik vier maanden oud was. Niemand kan
zich een betere vader of moeder wensen. Maar soms verbeeld ik me, dat ik een
broertje of zusje heb. Ver weg ergens. Soms meen ik hem of haar te zien in het
journaal. Ze lijden aan omstandigheden waar ik van ben gered. Kwestie van
grenzen. Stippellijnen op een kaart. Als ze vragen: Hoe gaat het met je, zeg
ik: Toevallig gaat het goed met mij.
FEIT
En jij Adem, hoe ben jíj geboren?
ADEM
Er zijn wat geruchten, maar daar wordt niemand wijzer van. [Hij schenkt zichzelf nog eens in, breekt
een stuk brood van een stokbrood, overwint zijn schroom] Ik ben geboren uit
water en zand, ik ben geboetseerd uit de eerste klei, en toen ik mijn vorm
gevonden had stond mijn schepper de keuze: Zetten wij hem bij in het
uitgestrekte museum van de kosmos? Voorzien wij hem van een mechaniekje dat hem
parmantig op twee benen doet voortbewegen temidden van al het kruipende,
sluipende gedierte? Of blaas ik hem mijn adem in? Volgens sommigen lijk ik op
mijn maker, volgens anderen ben ik een mallotig mechaniekje dat zichzelf op den
duur naar de knoppen helpt.
[Het wordt
stil. DE MUZIEK zet in.]
VERTELLER
Om eerlijk te zijn: Mens Adem stelt zich graag voor hoe hij
met zijn Schepper door de tuin wandelt. Ze geven namen aan alles wat leeft. Hij
verwondert zich, als een kind. En zo wandelend wordt al het gewone onverwacht
bijzonder.
V L E E S E N
B L O E D
SOLO
Jouw huid is warm als adem
ik raak je schuchter aan
jij neemt mij in je armen
en zegt mij: adem is je naam
zo wandelen wij samen
en jij wijst rondom aan
de dag die wordt geboren
wij zien hem bloeiend opengaan
REFREIN
ik heb je nodig om te bestaan
ik heb je nodig, raak me aan
men zegt men is een eiland
met rondom oceaan
het water is de vijand
waar je ten onder in zult gaan
en lijkt mij dat de waarheid
roep jij van ver mijn naam
je loopt over het water
van die helse zwarte oceaan
ben ik soms gek van grijsheid
raak jij mijn lippen aan
jij kust mij nieuwe adem
en zegt: ik ben waar jij zult gaan
en als jij mij om troost vraagt
teleurgesteld ontdaan
dan fluister je: blijf bij me
en zeg mij: adem is je naam
de nacht valt, wij zijn samen
als spiegel is de maan
wij zijn er, zonder woorden
want spreken hier heeft afgedaan
met hart en ziel en zinnen
spreek jij mijn lichaam aan
het woord is vleesgeworden
het woord is vlees en bloed voortaan
[Aan tafel
wordt wijn gedronken, en brood gegeten]
jij zit bij mij aan tafel
de maaltijd: brood en wijn
het licht vult onze glazen
laat er dit licht voor altijd zijn
het licht dat in mij uitbreekt
het raakt mij teder aan
omringt mij als met armen
en zegt mij: adem is je naam.
2. D E R E I S
[MENS ADEM
staat op, bedachtzaam staat hij voor de tafel, de gasten zitten achter hem op
de stoelen.]
MENS ADEM
Ik was zestien jaar, toen ik het ouderlijke huis verliet.
'Dag pa. Dag ma'
VERTELLER
Of het kwam door de sfeer van licht en geur, door het geduld
van zijn gasten, of door de wijn, we weten het niet. Feit is dat Mens Adem
zichzelf opensloeg als een boek. Het ene verhaal volgde het andere.
Zo vertelde hij over zijn jeugd.
[MENS ADEM
pakt de punten van het tafellaken, trekt ze bijeen, zodat alles wat er op stond
in het laken belandt.]
VERTELLER
Hij was zestien toen hij het ouderlijke huis verliet. Het
was een vrolijk en een verdrietig moment. Winst & Verlies, Einde &
Begin, etcetera. 'Dag pa. Dag ma.' Zo
trok hij de wijde wereld in.
[MENS ADEM
hangt het laken met inhoud over zijn schouder, als het bundeltje eigendom van
de zwerver... Op hetzelfde moment verandert het licht. De gasten verdwijnen in
de schemering. MENS ADEM staat roerloos in een spot.]
Mens Adem was een handige jongen. Het spaargeld dat hij bij
zich droeg, plus het fors uitgevallen extraatje dat zijn ouders hadden
verborgen in zijn rugzak, groeide uit tot een prettig kapitaaltje. Mens adem
leefde er goed van.
[Tijdens de
vertelling komen twee jonge meiden op MENS ADEM af, ze omhelzen hem, ze plukken
de portemonnee uit z'n broekzak, wapperen met geld, ze halen het laken van
ADEM's schouder, halen de spullen er uit, ze drinken de restjes uit de fles,
eten de laatste bonbons, het laatste brood, ontdoen MENS ADEM van zijn jasje,
trekken datzelf aan, en vertrekken. Dit alles geleidelijk, en goed gedoseerd
onder de tekst. MENSE ADEM zelf blijft roerloos staan.]
Hij maakte een avontuurlijke reis, tot hij de plek vond waar
het hem goed leek te blijven. Hij vond een fraaie woning, en levenslustige
vrienden en vriendinnen om lasten en lusten te delen. Hij at met ze, dronk met
ze, en was vrolijk. Alle dagen feest. En toen hij op een dag, jaren later, zijn
ouders een opgewekt briefje wilde schrijven: "Met mij gaat het goed",
besefte hij dat hun adres hem was ontschoten. Niet getreurd. De vrouw van Lot
keek om naar vanwaar ze kwam, en voor altijd veranderde zij in een zuil van
zout. Hij niet.
Tot de crisis kwam. Niets bijzonders overigens, hij had er
wel meer overleefd. Maar in zijn overmoed maakte hij grote financiële fouten.
Zijn wereld veranderde. Als voor een reus die altijd rechtop liep, maar opeens
verder door het leven moest als een hoofd op een karretje. De wereld van
onderen. Waar het rot. Waar het kraakt.
'Nooit geweten', zei Mens Adem laconiek. 'Een mens is nooit
te arm om te leren.' Maar ook het leren verging hem. Alles wat hij had raakte
hij kwijt. Z'n geld, z'n spullen, z'n vrienden. Als door motten stukgevreten
vodden vielen ze hem van het lijf. Mager en kapot stond hij in z'n hemd.
[Meiden af,
ADEM hult zich in het achtergebleven laken.
Achter hem wordt de tafel omgetrapt. De poten liggen naar voren. Op de
hoekpunten zitten twee onverschillige arbeiders aardappels te schillen. Ze
gooien de schillen tussen de poten op de grond. er klinkt geknor van varkens.
MENS ADEM zoekt een plek tussen de tafel poten. Het licht beperkt zich tot het
'varkenshok'. Op de achterwand een projectie van varkens.]
Er was een boer die zei: 'Ik heb varkens, die kun je hoeden,
tenslotte zijn we mensen voor elkaar, en ikzelf ben allergisch voor die
beesten. Zorg dat ze te eten krijgen, en neem zelf af en toe ook wat, want een
echt salaris zit er niet. Het is crisis, en ik heb kinderen die ook wel eens
wat anders willen dan stamppot alleen.'
[MENS ADEM
kauwt op een aardappelschil]
Mens Adem hoedde de varkens. Hij vond het prettige beesten.
Ze stelden geen vragen, ze deden niet aan goed fatsoen. Wat de meeste mensen
ingewikkeld deden, deden zij op hun simpelst: Eten, drinken en voortplanten. 'Alle
leven is spek', dacht Mens Adem.
MENS ADEM
[Pratend over
zichzelf, cynisch, afstandelijk]
Toen hij de varkens water gaf, zag hij zichzelf weerspiegeld in het troebele
water. Hij zocht zichzelf in de ogen naar een restant, klein als een parel, dat
hem meer zou doen zijn dan de varkens. Hij kreeg de kans niet. De dikbuiken
duwden hem aan de kant. Ze zopen, ze vraten, en ooit zou hij, in een moment van
onoplettendheid, worden geplet door één van de zwijnen. Alle leven is spek.
[MENS ADEM
krabbelt overeind, gaat op de tafel rand staan, wankelt, blijft met moeite in
evenwicht]
MENS ADEM
[Schreeuwt] Dit is geen leven.
VERTELLER
's Nachts schreeuwde hij zijn woede over straat
[Van links en
rechts komen mensen, rustig maar zelfverzekerd]
MENS ADEM
Wie of wat en waar ook, hoor je me?
VERTELLER
Tot hij door de politie werd opgepakt.
[Ze grijpen
MENS ADEM bij de armen, en werken hem van de tafel. Ze houden hem klem. Tonen
geen emotie. ADEM probeert zich los te worstelen. Schreeuwt nog steeds.]
MENS ADEM
Er is geen mens die van me houdt. Er is geen God die om me
geeft.
VERTELLER
Toen bleek dat hij buitenlander was van origine,
MENS ADEM
Ik ben er, en ik ben niks.
VERTELLER
geen geld bezat, en zich bovendien luidruchtig had gedragen,
[Ze geven ADEM
een flinke duw, zodat ie voorver tegen de grond valt.]
VERTELLER
werd hij met 399 anderen over de grens gezet.
[Achter ADEM
wordt over de volle breedt van het podium wordt een rood/wit grenslint
gespannen. De mensen die hem de grens over hebben gejaagd houden het lint op.
Met hun ruggen naar ADEM toe. MENS ADEM komt moeizaam overeind, wankel, slap.
Een aantal KOORLEDEN komt op ADEM af, en gebruikt hem als speelbal van eigen
arrogantie.]
KOOR
[Agressief]
Feiten zijn als varkens
Hun gewicht is hun macht
Ze verplaatsen zich langzaam
En zelden onverwacht
Ze doen wat ze doen
Los van wat er wordt gedacht
Feiten zijn als varkens
Wie ze hoedt heeft de macht
Wie met een vlijmscherp mes
Het leven ontleedt
Houdt enkel botten over
Dorre botten bij de vleet
Nooit meer te herstellen
Rondom uitgespreid
Je hebt een vlijmscherp mes
Het leven ben je kwijt
- Bij feiten alleen
houdt niemand het uit
zonder adem van geest
zonder warmte van huid
zonder tekens van de wind
die door dorre bomen fluit
bij feiten alleen
houdt niemand het uit.
Feiten zijn als varkens
Hun gewicht is hun macht
Simpel hun bestaan
Niet te hard niet te zacht
Geschikt voor consumptie
Zeer geschikt voor de slacht
Feiten zijn als varkens
Wie ze hoedt heeft de macht
[Het wordt donker.]
3. Z A N D
[Projektie van
woestijn op de achterwand, lege vlakte. Mensen zijn verdwenen. Ook ADEM. De
tafel ligt met zijn poten omhoog, voor op het podium. Op het tafelblad is een
emmer zand leeggegooid. Op de voorgrond ligt een skelet, of een deel ervan.
Oogverblind wit licht beschijnt het podium. Tijdens de vertelling verschijn ADEM
achter op het toneel. Als een nomade heeft hij het laken om hoofd en lichaam
gedrapeerd. Moeizaam vindt hij zijn weg naar de tafel.]
VERTELLER
Laat ik opstaan en teruggaan naar waar ik vandaan kwam,
dacht mens Adem. Zolang ik nog woedend kan worden, heb ik de energie om
overnieuw te beginnen. Hij grinnikte. Om eerlijk te zijn: Het lukte hem
nauwelijks op zijn gehavende benen overeind te komen. En vóór hem lag de
woestijn. 'Hoe ver is het reizen van hier naar daar', vroeg hij. De antwoorden
verschilden.
Af en toe was er iemand die hem op weg hielp. Af en toe was
er iemand die hem gezelschap hield, een slaapplaats aanbood, voedsel, water,
maar meestal was er niemand.
'Niemand is iemand in de woestijn', zei een zwerver tegen
hem, 'maar je kunt er wel iemand worden'. En samen trokken ze over de vlaktes,
tot ze elkaar in een zandstorm uit het oog verloren. Mens Adem schreeuwde zich
schor toen het weer stil werd. Geen antwoord. Alleen zand. Er was geen zwerver,
geen mens meer, niemand. Niemand is iemand in de woestijn.
[MENS ADEM
zakt tussen de tafelpoten in elkaar. De MUZIEK zet in]
STEM VAN MENS ADEM
Er is geen begin meer. En als er een begin is, dan is er
geen terug. Alsof water terugstroomt naar de bron. Alsof het zand kan worden
samengevoegd tot rots. Alsof je voor de tweede maal de moederschoot in kunt
kruipen om geboren te worden. [MENS ADEM
laat het zand door z'n vingers glijden.] Alsof dorre beenderen kunnen
worden bekleed met spieren, met vlees, met geest zodat ze tot leven komen en de
nieuwe dag begroeten: Dag stoel naast de tafel, dag brood op de tafel, dag
lieve vis, er is geen nieuwe dag, er is zand, er is alleen maar zand. Het einde
dikteert de weg vanaf het begin. Zand. Laat ze mij maar vinden na m'n dood, bot
na bot, en laat ze maar denken: Weer zo'n idioot op zoek naar God. Laat me
maar.
Z A N D
KOOR
Wat is het nut van al het zeuren
Dat de dagen begeleidt
Dagen aangestast door sleur en
Door de dwang van geld en tijd
Rondom sluiten grauw de deuren
Van de onverschilligheid
Je kunt klagen vloeken treuren
Maar het haalt geen donder uit
- Zand
Waarom slijten alle kleuren
Raak je toekomstdromen kwijt
'Nee, het zal mij nooit gebeuren'
Toch gebeurt het je geheid
Je kunt met mooie woorden leuren
Tegen angst en zinloosheid
Zodra de buitenkant gaat scheuren
Hou je niets meer overeind
- Zand
[Het wordt
avond, schemerig. Opnieuw zijn sterren te zien. MENS ADEM maakt een tentje door
het laken over de tafelpoten te hangen]
REFREIN:
Zand onder mijn voeten
Uitgestrekt en eindeloos
's Nachts droom ik hoe helder water,
plots, opwelt uit de dorheid van een rots
De woestijn zal bloeien als een roos
En ik sta op
Het einde dikteert de weg
Vanaf het begin
Wat is de zin: Zand
Wat is het doel: Zand
Wie zal ik zijn: Zand
[Als hij het
tentje binnen wil gaan, wordt het door de wind weggenomen. ADEM staat als een
steen in het laatste restje licht.]
ADEM
Laat mij in het zand verdrogen
Stof tot stof, en blaas mij weg
Goedenacht wind, neem mijn adem
Neem mijn naam die niets meer zegt
Laat me brokkelen en scheuren
Zoals de wind een rots verslijt
Laat ik stil zijn en verstenen
Een handvol zand in de woestijn
KOOR
Zand onder mijn voeten
Uitgestrekt en eindeloos
's Nachts droom ik hoe helder water,
plots, opwelt uit de dorheid van een rots
De woestijn zal bloeien als een roos
En ik sta op
[Het wordt
nacht. Nog altijd de sterren. Voor de achterwand wordt een podiumbreed stuk
zwart plastic omhooggetild door KOORLEDEN, en naar voren toe zo over de
tafelpoten heengetrokken dat er een zichtbare ruimte voor ADEM overblijft. ADEM
kruipt in de ruimte.]
VERTELLER
Mens Adem kwam bij een spelonk en overnachtte daar. [Een felle lamp beschijnt ADEM in zijn
donkere kleine hol] Een droom, een stem, een woord, maakte hem wakker in
zijn slaap: 'Wat doe je hier, Mens Adem?'
ADEM
[Beschermt
zijn ogen tegen het licht] Ik ben
niemand. Het is goed zo. Het is genoeg geweest. Laat me met rust.
VERTELLER
Kom naar buiten", zei de stem.
ADEM
Ik kan niet. Ik ben dood.
VERTELLER
Kom naar buiten. Desnoods op handen en voeten als een beest.
[ MENS ADEM
kruipt op handen en voeten onder het plastic door tot hij er aan de achterkant
onder vandaan komt. Over het plastic heen loopt hij naar voren, en blijft
midden in de zwarte vlakte staan. Vanaf ze zijkanten laten KOORLEDEN het
plastic zacht golven (wind), stevig wapperen (aardbeving), en bij de bliksem
trekken ze het met stevige rukken strak en schuin omhoog. ADEM kijkt schichtig
rond. Angstig maar volkomen wakker.]
Toen Mens Adem buiten stond, de zwarte koepel van de nacht
met speldeprikken licht van de sterren, was er een geweldige en sterke wind die
bergen verscheurde en rotsen verbrijzelde. 'Ben jij het God?', schreeuwde adem.
Geen antwoord. Nergens God.
De aarde begon onder zijn voeten te beven, te barsten. 'Ben
jij het God', riep Adem. Geen antwoord.
De hemel leek te branden. Bliksem schoot naar de aarde, zand
verschroeide, zand smolt. 'Ben jij het God?' Niks God, nergens.
[KOORLEDEN
laten het plastic los, het valt neer. stilte.]
Het werd stil. Het enige geluid was het suizen van een
zachte koelte, alsof hij zijn eigen adem hoorde. Alsof hij zich geroepen voelde
bij zijn meest intieme naam.
[MENS ADEM
haalt al het plastic bijeen, drappeert er een nestje van in en rond de tafel,
en gaat er in/op liggen. MUZIEK en/of ZANG]
Adem adem, ik noem je Adem
Adem adem, ik noem je mens voortaan
Adem adem, je bent geboren
Om het woord te horen
En het licht te verstaan
[Tijdens de
muziek komt de vrouw op, ze buigt zich over Adem, kijkt als een moeder naar een
slapend kind, pakt haar veldfles, giet water over de slapenbde Adem.]
VERTELLER
Toen maakte iemand hem wakker.
[ADEM komt met
een kreet overeind, ziet de vrouw. Ze trekt hem overeind. Hij valt uitgeput
maar opgelucht in haar armen. Na een tijdje maakt ze hem los uit de omhelzing,
en reikt hem de fles]
VERTELLER
Mens Adem werd wakker. Water stroomde over zijn gezicht,
bevochtigde zijn lippen, gleed over zijn tong. Armen ondersteunden zijn lichaam
[Tijdens wat
volgt ruimt de VROUW het plastic op en zet de tafel recht, maar zo gedoseerd
dat tekst en handeling elkaar niet storen. MENS ADEM drinkt, niet in staat tot
iets anders.]
VROUW
Op zoek naar stenen, vind ik jou.
VERTELLER
De vrouw beschikte over een prima woestijnuitrusting.
VROUW
Prettig toeval, voor jou. En mij, misschien.
VERTELLER
'Ik zocht zoiets als God', zei Mens Adem nadat hij gedronken
had. 'En toen ik de moed had opgegeven, vond ik jou.' Maar dàt zei hij niet,
dat dacht hij alleen.
VROUW
[Gooit de baal
plastic in een hoek] Vergeet het.
Niemand vindt de diepe waarheid die hij zoekt. We moeten ons behelpen met elkaar.
Voor het gemak zullen we deze ontmoeting toeval noemen, dat bespaart
metafysische discussies die op den duur tot niets anders leiden dan ruzie.
[DE VROUW zet
de tafel recht op, en haalt een stoel voor ADEM, ADEM gaat zitten. Ze geeft hem
een zoen, gaat af. ]
4. T H U I S
VERTELLER
De vrouw nam hem mee naar huis, verzorgde zijn wonden, en
zei hem net zo lang te blijven tot hij weg wilde. Haar huis was het zijne.
Mens Adem kwam op krachten.
ADEM staat op,
en begint de tafel te dekken, met het witte laken, als in het begin.]
De vrouw was meestal aan het werk. Als biologe deed ze
onderzoek naar de grens tussen dood en leven in de woestijn. Maar tijdens de
maaltijden die Adem voor haar kookte en feestelijk op tafel liet verschijnen,
kwamen ze tot prettige gesprekken. Dat wil zeggen: Hij luisterde, zij vertelde.
En zo was het goed, vond Adem. Zo kon hij zwijgen over zijn verwarde verleden.
VROUW
[Komt op,
hangt jas aan kapstok, gooit een paar grote stenen op de gedekte tafel, vertelt
ondertussen] Grappig idee, voor
je geboorte is heel je wereld water. [MUZIEK
zet in] Je zwemt zonder zwemles, als een vis in de vissekom van je moeders
buik. Eenmaal geboren zeul je zo'n 80% water in je mee, dat regelmatig ververst
moet worden om niet te verdrogen. Water. Transpiratie en tranen. Mens is
modder. Mens is klei. Maar zoiets zeg je alleen als je behaaglijk bijkomt na
een daglang zwoegen en zweten in de woestijn, een koel glas bier in de hand,
een muziekje uit de speakerboxen. Dan is het eerder verfrissend dan
deprimerend.
8 0 P R O C E N T W A T E R
VROUW (of iemand anders)
Een kopje bakje glaasje
De mens is als een vaasje
Met als ie vrolijk is wat tulpen in z'n kop
Hij is een vochtig baasje
Bij droogte of lekkage
Dan droogt z'n lichaam als vanzelf gerimpeld op
- de mens de mens, 80 procent water
80 procent water en wat chemisch gedoe
de mens de mens, 80 procent water
is dat het geheim van de waarheid als een koe?
Ach wat zegt u slager
U vindt hem nog wat mager?
Dan pompen wij het beestje toch een beetje op
Wat biertjes in zijn buikje
De mens is als een kruikje
En we koken hem gezellig gaar in eigen sop
Wat zegt u psychiater
Als een goudvis in het water
zwemt de geest z'n kleine rondjes in je kop
Soms springt ie met geklater
Soms schiet ie door het water
Maar meestal drijft ie ruggelings er bovenop
Water in een zakje
Een broek of mantelpakje
In uniform of met een gouden kroontje op
gevoelig voor recensies
Water met pretenties
Maar water stroomt bergafwaarts en nooit naar de top
De mens de mens, 80 procent water
80 procent water verpakt in bloed en vlees
de mens de mens, 80procent, waar
huist in dat aquarium de menselijke geest?
Laat ons nooit gaan zitten
Bij honderd graden hitte
Verdampt, ja je verdampt genadeloos als mens
80 procent water
Dan rest er even later
Van alles wat je was alleen een wolkje condens.
VROUW
En nu jij?
VERTELLER
Mens Adem grinnikte. En om tijd te rekken kauwde hij langer
dan nodig was, slikte, gebaarde met zijn handen om de stilte te verklaren. Te
opvallend allemaal.
STEM VAN ADEM
[Op de band.
MENS ADEM ruimt de tafel af, de borden, de glazen. Staat dan stil, met het
dienblad in zijn handen.] Mijn geheugen
is waardeloos. Wat weet ik van mijzelf? Niets. Geen onthullende foto's van mijn
jeugd. Geen schoolrapporten van belang. Wat ik weet zijn geruchten, niets dan
geruchten waar niemand wijzer van wordt. [Gaat
af met dienblad]
VERTELLER
Hij was bang dat ze hem uit zou lachen om wat hij was. Hij
was nog zo'n kind, in vergelijking met haar. Zich verontschuldigend begon hij
aan de afwas. En terwijl zijn handen rimpelden in het water, dacht hij na.
5. F I N A L E
[ADEM en de
VROUW staan naast elkaar. De GASTEN die het hele verhaal vanaf hun stoelen
hebben gevolgd staan op. Ze lopen langs het paar, feliciteren en zoenen. Gaan
dan af. Het wordt schemerig. Een schemerlamp gaat aan. ADEm neemt plaats in een
stoel, pakt een kleurig prentenboek.]
VERTELLER
Om kort te zijn: Mens Adem trouwde een vrouw, vond een baan
en kreeg een dochter die hem, op één van die donkere dagen voor kerst, voor het
eerst 'papa' noemde. Voor het slapen gaan las hij haar voor uit een prentenboek
vol vrolijke kleuren:
ADEM
Sloten gaan op deuren
Hekken om hokken
Schapen op stal
Spullen gaan in kamers
Geld gaat in kluizen
Mensen gaan in kleren.
En feilloos vulde zij de woorden in die ik bij het voorlezen
weglaat: Deuren. Hokken. Stal. Kamer. Kluizen. Kleren.
VERTELLER
Hij voelde zich tevreden met zichzelf en noemde zich
voortaan: Meneer Adem. (Voor vrienden Jan, dat klonk wel gezellig.)
[DOCHTER komt
op, zoent haar vader]
DOCHTER
Dag pa
ADEM
Niet te laat!
DOCHTER
Ik zie wel
VERTELLER
En zat hij ontspannen op de bank, dan mompelde hij: 'Ik heb
m'n schaapjes op het droge. Maar ben ik thuisgekomen, na een lange reis, of
alleen maar verder gedwaald zonder het te willen weten? Mijn kachel brandt,
maar zelf mis ik het vuur. Mijn bed is warm, maar mijn dromen zijn
nietszeggend. Ik heb een dochter, maar mijn geloof ben ik kwijt. Zo zat hij
dan, meneer Adem, voor vrienden Jan. Het schemerde in zijn hersenpan.
[KOOR
verzameld zich achter zijn stoel]
H E R S E N P A N
KOOR
Mijn hersenpan de hemel.
Soms zie ik helder sterren.
Donkergrijs de hemel.
Steeds weer wordt het nacht.
Hierbinnen waken herders,
Ze tellen er de schapen
Plichtsgetrouwe herders
Ze houden trouw de wacht
Ze passen op mijn spullen
Beheren er mijn zaken
Mijn overvloed aan spullen
Ze zeggen: Slaap maar zacht
- Blijf doen zoals gezegd wordt
Onopvallend grijs en stil
In dienst van wat ik heb
Aan zekerheid - En zeg:
De wereld draait voor jou zoals je wilt
Maar soms kan ik niet slapen
Onrustig lig ik wakker
Die nacht kan ik niet slapen
Ik zoek mijn kudde op
Ik vind alleen maar schapen
En vuur dat haast gedoofd is
Alleen gelaten schapen
Geen herder op zijn post.
De schapen zenuwachtig,
Ze weten van de wolven,
De schapen in verwarring
Ik word gek van hun geblaat.
- Blijf doen zoals gezegd wordt
Onopvallend grijs en stil
In dienst van wat ik heb
Aan zekerheid - En zeg:
De wereld draait voor jou zoals je wilt
Vergeefs roep ik de herders
Ik ken ze niet bij name,
Ik ken ze slechts als schimmen
Die doen wat wordt gezegd
Door het tellen van de schapen
Zoek ik naar zekerheden
De schapen niet te tellen
Ik val zelfs niet in slaap
Ik schreeuw over de vlakte
Ik zwijg omdat ik bang ben
Deze godverlaten vlakte
Laat mij niet in de steek
- Blijf doen zoals gezegd wordt
Onopvallend grijs en stil
In dienst van wat ik heb
Aan zekerheid - En zeg:
De wereld draait voor jou zoals je wilt
Een stem die mij doet schrikken:
'We zijn teruggekomen.'
Een herder die me aankijkt
'We zijn op zoek naar jou.'
Het vuur dat hoog weer oplaait
Verdrijft mijn angst en woede
En uitgelaten herders
Vertellen hun verhaal:
- Er waren engelen, ze zongen vrede,
Er waren engelen, onverwacht
Er waren engelen, hier beneden
En boven hen de hemel uitgestrekt en eindeloos.
Er waren engelen, ze zongen vrede
Er waren engelen, ze zongen ga
Er waren engelen, hier beneden,
en deze godverlaten vlakte
leek te bloeien als een roos.
Wij gingen en we vonden
Het kind voor ons geboren,
ademzacht en weerloos
in de holte van een rots.
De nacht, een zwarte koepel,
voor ons gesloten muren,
De koepel van de hemel
Zette vandaag zijn ramen los
- Er waren engelen, ze zongen vrede,
- Blijf doen zoals gezegd
(Twee
refreinen dooreen)
Het komt van horen zeggen,
Het sluimert in verhalen,
Op adem doorgegeven,
En steeds weer licht het op.
Ik ga waar zij me wijzen.
Ik vind wat ik wel kende,
Maar zo nooit ingezien hebt,
Ik weet weer wie ik ben
Dit kind van horen zeggen,
Tastbaar, warm als adem:
Het woord is mensgeworden,
Het zegt: Adem is je naam.
Adem, ik noem je Adem.
Je bent geboren
Om het woord te horen
En het licht te verstaan
[Tijdens de
litanie 'Zo zijn er mensen sie' worden namen voorgelezen, bij voorkeur de de
namen van mensen die in de zaal zitten]
ZO ZIJN ER MENSEN DIE
Zo zijn er mensen die woestijn ontginnen
Zo zijn er mensen water uit steen
Zo zijn er mensen het zand doen bloeien
Het licht schijnt in de duisternis
Zet sporen om je heen
Zo zijn er mensen die bomen planten
Zo zijn er mensen bruggen slaan
Zo zijn er mensen huizen bouwen
Het woord is mensgeworden
Zoekt z'n weg in ons bestaan
Ik heb je nodig om te bestaan
Ik heb je nodig, raak me aan
Zo zijn er mensen zie elkaar beminnen
Zo zijn er mensen huid aan huid
Zo zijn er mensen samen voortgaan
Het licht schijnt in de duisternis
Gaat zoekend voor je uit
Zo zijn er mensen die inspireren
Zo zijn er mensen met fanatsie
Zo zijn er mensen ruimte creëren
Het woord is mensgeworden
tegen dwang en apathie
Ik heb je nodig om te bestaan
Ik heb je nodig, raak me aan
Zo zijn er mensen die struikelend vallen
Zo zijn er mensen worden geveld
Zo zijn er mensen helpen opstaan
Het licht schijnt in de duisternis
De schapen zijn geteld
Zo zijn er mensen die bevrijdend leven
Zo zijn er mensen weg uit de dood
Zo zijn er mensen de dwang doorbreken
Het woord is mensgeworden
en gaat mee als reisgenoot
Zo zijn er die vrienden zoeken
Zo zijn er mensen vrienden zijn
Zo zijn er mensen elkaar tot mens zijn
Het licht schijnt in de duisternis
Water wordt tot wijn
Zo zijn er mensen die vrede vragen
Zo zijn er mensen vrede doen
Zo zijn er mensen de moed bewaren
Het woord is mensgeworden
recht en vrede is zijn groet
Zo zijn er mensen die gaan over water
Zo zijn er mensen water en geest
Zo zijn er mensen met water dopen
het licht schijnt in de duisternis
En zegt: Wees niet bevreesd
Zo zijn er mensen die tot mensen worden
Zo zijn er mensen in Jezusnaam
Zo zijn er mensen op adem komen
Het woord is mensgeworden
Reisgenoot in ons bestaan
Zo zijn er mensen die met ziel en zinnen
Zo zijn er mensen met hart en hoofd
Zo zijn er mensen blijven beloven
Het licht schijnt in de duisternis
En niemand die het dooft
Zo zijn er mensen die welkom heten
Zo zijn er mensen brood en wijn
Zo zijn er mensen de maaltijd delen
Het woord is mens geworden
En wil gast aan tafel zijn
Ik heb je nodig om te bestaan
ik heb je nodig, raak me aan