Ik ben een vork, ik heb 4 tanden.
Dat komt door de ouderdom
die trekt het lichaam stijf en krom,
in alle standen. Dus,
ben je arm, of ben je rijk,
eens treft de dood ons eensgelijk
en zijn wij allen eens een lijk
dan rest ons niets dan een paar
ontblote tanden
Ik heb geprikt ik heb geprakt
ik stak mijzelf met groot gemak
in boterham of bal gehakt. Ik pulkte
gaarne tussen vreemde tanden;
en mistte ik gewenst succes
riep ik de hulp in van het mes
om dat wat zich niet prijsgaf aan te randen
Ik ken het vuil van vette jus
de schoonheid van de afwasbeurt
ik leg mij neer bij elk menu, maar het liefst
bij mijn vriendinnen in de lade;
en uitgeprikt en uitgeharkt
te af zelfs voor de rommelmarkt
is er de container zonder enige genade
Het leven is een groots diner
in een ondoorgrondelijk restaurant
ik ben de vork, ik eet niet mee. Schoon
word ik neergelegd, en smerig weggenomen
maar liggend in de lepelbak
schep ik me onder mijn schedeldak
een groots en waar bestaan
gevormd uit dromen