Jij lachte met hen, als vanzelf, en je zag niet
Dat er voor mij niets te lachen meer was
Je keek door me heen, of ik lucht was, je vond me
Het grootste stuk onbenul van de klas
Ik stond voor de deur, en je deed me niet open
Verkleumd in de kou. Je gaf mij geen jas
Ik lag in de goot toen jij langs kwam lopen
Met hardop gedacht dat ik 'lazarus' was.
En als je me weerziet, kijk je verrast
En je zegt: God ik wist niet dat jij het was.
Hard zijn hun hoorns, hun torens ivoor
Oostindisch blind gaan zij voorbij aan
Wat in hun straatje niet thuishoort. En zo
Scheiden de bokken zich van de schapen
Hard zijn hun hoorns, enzovoort
Jij zocht in mij vergeefs naar je voordeel
Ik was onbruikbaar en jij schreef mij af
Ik vroeg je om antwoord, en jij gaf je oordeel
Helder en hard als een hamerslag
Ik schreeuwde en schold opstandig om aandacht
Jij zei geërgerd hoe lastig ik was
Ik zat in de bak, en ik wou dat je daar was
Er kon geen begrip en bezoekje van af
En als je me weerziet, kijk je verrast
En je zegt: God ik wist niet dat jij het was.
Je werd ietwat week toen jij op tv zag
Hoe ik at van jou afval, en sliep zonder dak
Je schreef een giro, en zelfverzekerd
Kwam je daarmee weer goedkoop van me af
Ik vluchtte naar vrijheid en jij zuchtte cynisch
Dat ik te veel en de zoveelste was
Ik zag geen uitweg, jij deed of je blind was
En sloot onnadenkend je grenzen af
En als je me weerziet, kijk je verrast
En je zegt: God ik wist niet dat jij het was