S c e n
e s u i t d e
h u i s
h o u d i n g
v a
n e e n l i c h a a m
H u i s
h o u d i n g
Deze
huishouding, dit hoofd
als een
huis.
De
zolder vult zich met laffe
momenten
en de kelder kan ik
nog
steeds niet accepteren; die koele kist
waar de
gasmeter cynisch commentaar
tussen
de wanden tikt; de oude
aardappelen
met spookwitte
stuiptrekkingen
liggen er
zachtjes
bij kapot te gaan.
Liever
zit ik op de bank
ht
buitenlicht projecteert
heldere
stillevens om me heen
en 's
avonds bij lamplicht
is er
de remake: Dit
lichaam
dat zit is alleen maar
een
kamertje van uitstel
met
stoeltjes achter de ogen.
S c e n
e s u i t d e
h u i s
h o u d i n g
v a
n e e n l i c h a a m
'Het is een vreemde / goedige woning, / dit huis
van vlees, / een edelmoedig / tehuis voor de vreemdeling' (Hans Andreus)
1.
Donker
en hoog in het hoofd
een
filmzaaltje waar ik
staan
moet om te zien.
er
draait een bleke kopie
van een
film die ik me vaag
herinner.
En vaak
als ik
met de gordijnen
de dag
open doe constateer ik
tevreden:
Dit is film.
Om mijn
gelijk te bewijzen
knijp
ik een oog dicht;
dat
bewijst mijn ongelijk.
Soms
vind ik: De film is beter.
Die
dagen komt de slaap
nooit
vroeg genoeg.
2.
.
Als het
donker is en koud,
die
twee als een mes, pas dan
sluit
ik de gordijnen.
Zwart
zijn ze met witte
handschriftachtige
patronen
in een
onleesbare regelmaat.
Als de
verwarring me dwarsligt
wandel
ik in slaap
tussen
de regels.
Soms
vinger ik een kiertje
los in
het zwart om te zien
hoe jij
je uitkleedt.
En zeg
je: 'Het is hier koud',
als een
rode loper steek ik
mijn
tong naar je uit,
fluister
ik vanuit een vochtig
keelgat:
'Kom binnen
als je
durft'.
Kom je
binnen -
als een
hond kruip ik voor je
weg
tussen mijn benen.
3.
Mijn
thee drink ik dagelijks
tussen
mijn oren. De minimal music
van
radio 3 ijsbeert langs de wanden.
Een
tijger die alleen maar
zijn
plaatje achter tralies
hoeft
te zijn. 'De tijger
draagt
nu al zijn pyjama',
zegt de
papa. Maar soms schrik ik op
van een
bloedrauwe kreet. Op een dag
klapt
de kooiwand open. Dan
schieten
ze de tijger in slaap.
'Tijge
heeft prama aan',
zegt
het dochtertje.
4.
Als ze
aan mijn voeten scharrelt
als ze
knikkers rondstrooit en lego
als ze
snotneuzige kopjes geeft
als ze
haar duimelvingertjes klauwt
naar de
poëzie van Hans Andreus
waaruit
ik lees als koekje bij de thee,
dan
geef ik haar suikervrije kauwgom,
dan zet
ik de televisie aan, dan leg ik
enkele
regels later het boek van schoot.
We
kijken samen een stompzinnige
tekenfilm,
en ondertussen leg ik
zachte
zoentjes in haar nekje.
5.
Er is
het kamertje waar jij
in
doosjes brieven bewaart.
Je
balanceert er gevaarlijk
op de
rand
van de
kast. Hoog kijk je
het
raam uit:
de
vlakke straat, de loodrechte berk,
de
bushalte waar om het uur
twee
bussen elkaar
passeren.
Ik klop
op de
deur, en als het stil blijft
ga ik
liever voorbij.
Nu en
dan schrijf ik
een
brief. Zorgvuldig formuleer ik:
Doe
niet zo gevaarlijk jij.
6
.
Achter
de breedte van het voorhoofd
schuilt
een ruimte: Leeg
op een
kastje na dat ik
gemaakt
heb van luciferdoosjes.
Daarin
bewaar ik woordjes
en
elastiekjes.
Ik stop
ze er in.
Ik haal
ze er uit.
Op
heldere momenten
geef ik
ze volgorde.
Soms
zit ik er stil
en geef
een hand.
7
.
Als het
heet is lig ik naakt
op de
schouders. De zon
heeft
lange vingers.
Ze
strelen,
ze
persen me zachtjes uit. Dan rust ik
in de
schaduw van het hoofd.
8
.
Er is
zoveel.
Er is
bijvoorbeeld de vluchtweg
naar
mijn duimen, de vingers,
daar
dans ik disco en drink ik
en eet
als het moet
uit je
hand, daar doe ik
a als
ik a en b
vanwege
b, en soms, als ik
gek ben
van grijsheid
vlei ik
mij als een weekdier
tegen
de palm van de hand en dek me
toe met
grote lieve vingers.
Als je
me opent, deze vuist,
lees
dan de naam die getatoeëerd staat
in mijn
zacht rimpelende vel..
9
.
Sinds
kort weet ik: Dit lichaam
is geen
huis - die goedmoedige leugen
waar ik
op het toilet de waarheid
exegetiseer
- Dit lichaam is
een
tent. Niet meer
niet
minder en meestal
vind ik
dat voldoende.